Rek, Tabellen, introductie

les-informatie    
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   ffRekenen mbo 2

auteur   MB
datum   mei 2023

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

les-informatie    
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   ffRekenen mbo 2

auteur   MB
datum   mei 2023

Slide 1 - Diapositive

domein Omgaan met kwantitatieve informatie

Slide 2 - Diapositive

nieuwe regel
Het is verplicht om ook in de berekeningen telkens alle eenheden te noteren.

voorbeelden
  • 2 cm x 3 cm = 6 cm2   (en niet 2 x 3 = 6 cm2)
  • 3 dm x4 dm x10 dm= 120 dm 3 (en niet 3x4x10= 120 dm3)
  • 5 tassen x € 4,50 = € 22,50 (en niet 5 x 4,5 = € 22,50 )


Slide 3 - Diapositive

herhaling van oude gewichten
Wat is correct?

timer
0:30
A
1 pond = 500 gram 1 ons = 1000 gram
B
1 pond = 1000 gram 1 ons = 500 gram
C
1 pond = 500 gram 1 ons = 100 gram
D
1 pond = 1000 gram 1 ons = 10 gram

Slide 4 - Quiz

de tabel
- een overzichts-middel
- de informatie is ge-ordend
- handig om snel informatie te zoeken
- De onderstaande tabel heeft 3 kolommen en 2 rijen.
- De tabel heeft cellen (hokjes, vakjes).
                                             1                 2                  3                
                 1
                 2

fruitsoort
per kg
per ons
per half pond
appels
€ 2,90
€ 0,29
€ 0,73
frambozen
€ 9,99
€ 0,999 = € 1,00
€ 2,4975 = € 2,50
het ons = 100 gram
het pond = 500 gram = 1/2 kg
het 1/2 pond = 250 gram = 1/4 kg
de framboos

Slide 5 - Diapositive

Een tabel begrijpen
A. Fieke stuurt een brief van 
21 gram naar haar grootvader 
in Tilburg.
Hoeveel kost de postzegel?

B. Samuel stuurt een brief van 15 gram
naar zijn nicht in Denemarken
Hoeveel kost dat?
NL

Slide 6 - Diapositive

Een tabel begrijpen
A. Fieke stuurt een brief van 21 gram naar haar grootvader in Tilburg.     Tilburg ligt in Nederland.
Hoeveel kost de postzegel?   € 1,92

B. Samuel stuurt een brief van 15 gram
naar zijn nicht in Denemarken. 
Hoeveel kost dat? Denemarken ligt 
buiten Nederland (internationaal). € 1,55

Slide 7 - Diapositive

een tabel begrijpen  Gemiddelden per jaar 




Op het volgende scherm 
vul je de lege plekken
op.

Slide 8 - Diapositive

2018
2021
man
3,1
3,1
3,5
3,1
vrouw
4,2
4,6
4,7
4,5
2,6
2,9
3,1
2,7
20-45 jaar
3,1
3,5
3,6
3,2
4,3
4,4
4,7
4,6
> 65 jaar
5,4
5,3
5,3
5,4
Sleep de kopjes naar de juiste plaats in de tabel.
AANTAL BEZOEKEN AAN HUISARTS PER JAAR
timer
1:00
2019
2020
0 tot 20 jaar
45 tot 65 jaar

Slide 9 - Question de remorquage

even puzzelen: aankomst en vertrek van de trein
Hoelang duurt de reis van Zwolle naar Utrecht?

Slide 10 - Diapositive

even puzzelen: aankomst en vertrek van de trein
Hoelang duurt de reis van Zwolle naar Utrecht?
Het vertrek uit Zwolle is om 9.46 uur. De aankomst in Utrecht is om 10.39 uur.  9.46 uur tot 10.00 uur is 14 minuten
10.00 uur tot 10.39 uur is 39 min. 14 min.+39 min.=53minuten

Slide 11 - Diapositive

oefenen met de aanpak van context-opgaven
tekst en rekenen
A. de opgave splitsen in info en vraag
1- Lees tekst. Bepaal of je onbekende woorden moet opzoeken.
2- Welke gegevens zijn er in de info-tekst en de afbeelding?
3- Welke gegevens zijn er in de vraag?
4- Wat moet ik doen bij de vraag?
B. nadenken over een oplossing
5- Welke berekeningen kunnen bij de info en de vraag passen?
C. 6- de berekening(en) maken
D. 7- controleren of het zou kunnen wat ik heb uitgerekend

Slide 12 - Diapositive

Stap A.1 Lees en bekijk de afbeelding. Geef nog geen reactie.
Bedenk welke onbekende woorden je hier moet opzoeken.
medewerkers:
vakantie-uren

Katrien werkt 7 uur 
per dag. Ze wil 
2 dagen vrij nemen.
Hoeveel uur houdt ze 
daarna nog over?

Slide 13 - Diapositive

Stap A.1 Lees en bekijk de afbeelding. Geef nog geen reactie.
Bedenk welke onbekende woorden je hier moet opzoeken.
A1 wds
opnemen, neemt op, opgenomen - vrije dagen of uren pakken van je voorraad
overhouden, houdt over, overgehouden - nog niet gebruikt

Slide 14 - Diapositive

A. de opgave splitsen in info en vraag
2- Welke gegevens zijn er in de info-tekst en de afbeelding?
3- Welke gegevens zijn er in de vraag?

info
rest v.h. aantal vakantie-uren per persoon
7 uur per dag
2 dagen vrij
vraag
hoeveel uur nog over
                                     
                                                                  
                                                                  
                                                                    






                                                                                >>>

Slide 15 - Diapositive

A4- Wat moet ik doen bij de vraag?
de vraag:
hoeveel uur nog over

de taak
- goede aantal uren opzoeken in tabel
- berekenen hoeveel uur Katrien gaat opnemen
- berekenen hoeveel uur zij daarna overhoudt

Slide 16 - Diapositive

B. 5- nadenken over een oplossing van de vraag: 

uren die ze nog heeft verminderen met aantal uren voor 2 vrije dagen

Slide 17 - Diapositive

Als Katrien 2 vrije dagen heeft opgenomen, hoeveel
vakantie-uren heeft ze dan nog over?
Type je berekening en antwoord.
timer
2:00

Slide 18 - Question ouverte

C 6- de berekeningen maken
Let op: afronden!
7 uur per dag
2 dagen = 2 x 7 uur = 14 uur




haar rest is 56 uur
56 uur - 14 uur = 42 uur heeft ze daarna nog over



Slide 19 - Diapositive

D 7- controleren of het antwoord zou kunnen kloppen
Het enige wat je hier kunt doen, is nog een keer goed kijken of je het goede getal van de tabel hebt gebruikt.

Slide 20 - Diapositive

de afstandstabel
In de rijen staan dezelfde plaatsnamen als in de kolommen.
Door een plaats
uit een rij te 
combineren  met
een plaats uit 
een kolom, 
lees je de afstand
tussen die twee 
plaatsen.
Wat is de afstand tussen Brugge en Aarlen?

Slide 21 - Diapositive

de afstandstabel
In de rijen staan dezelfde plaatsnamen als in de kolommen.
Door een plaats
uit een rij te 
combineren  met
een plaats uit 
een kolom, 
lees je de afstand
tussen die twee 
plaatsen.
Wat is de afstand tussen Brugge en Aarlen?  294 km 
Zonder 'km' is je antwoord fout.

Slide 22 - Diapositive

de afstandstabel
In de rijen staan dezelfde plaatsnamen als in de kolommen.
Tussen welke 
twee plaatsen 
is de afstand 
het kortst?

Antwoord via 
LessonUp.

Slide 23 - Diapositive

Het lezen van een afstandstabel. Tussen welke
twee plaatsen is de afstand het kortst?

timer
0:30
A
Antwerpen en Brussel
B
Brussel en Charleroi
C
Brugge en Brussel
D
Bastenaken en Aarlen

Slide 24 - Quiz

Lezen en rekenen
A   In welke maand is de temperatuur het hoogst?




Geef je antwoord hier.
B   Hoeveel hoger is de temperatuur in juli dan in mei?
Laat dat met een berekening zien. Beantwoord in LessonUp.

Slide 25 - Diapositive

Hoeveel hoger is de temp. in juli dan in mei?
Noteer je berekening en antwoord.
timer
2:00

Slide 26 - Question ouverte

Lezen en rekenen
A   In welke maand is de temperatuur het hoogst? in augustus




B   Hoeveel hoger is de temperatuur in juli dan in mei?
Laat dat met een berekening zien. Je moet het verschil berekenen.  Het verschil = grootste min kleinste.
 21 - 17 = 4 graden hoger

Slide 27 - Diapositive

de rest van de schermen behandelen we in les 2

Slide 28 - Diapositive

nieuwe regel
Het is verplicht om ook in de berekeningen telkens alle eenheden te noteren.

voorbeelden
  • 2 cm x 3 cm = 6 cm2   (en niet 2 x 3 = 6 cm2)
  • 3 dm x4 dm x10 dm= 120 dm 3 (en niet 3x4x10= 120 dm3)
  • 5 tassen x € 4,50 = € 22,50 (en niet 5 x 4,5 = € 22,50 )


Slide 29 - Diapositive

Een tabel interpreteren
eerst uitrekenen, dan bespreking per deelvraag
A.  Ali noteert aan het begin van iedere 
maand hoeveel geld hij op zijn spaarrekening
heeft. Hoeveel geld staat er op 1 april op zijn
rekening?
B.   Hoeveel geld heeft hij in mei gespaard?
C.   Ali spaart iedere maand een vast bedrag,
behalve in de maand dat hij jarig is. Hoeveel geld heeft hij in de maand van zijn verjaardag gespaard?

Slide 30 - Diapositive

Een tabel interpreteren
A.  Ali noteert aan het begin van iedere 
maand hoeveel geld hij op zijn 
spaarrekening heeft. 
Hoeveel geld staat er op 1 april op zijn
rekening?
€ 150,00

Zonder € is je antwoord fout.

Slide 31 - Diapositive

Een tabel interpreteren

B.   Hoeveel geld heeft hij in mei gespaard?
Hij kan pas op 1 juni noteren hoeveel geld 
hij in mei gespaard heeft.
€ 190,00 - € 170,00 = € 20,00

Als je punten hebt getypt, is je antwoord fout.

Slide 32 - Diapositive

Een tabel interpreteren
C.  Ali spaart iedere maand een vast bedrag,
behalve in de maand dat hij jarig is. Hoeveel
geld heeft hij in de maand van zijn 
verjaardag gespaard?
We zoeken naar een maand waarin er
een ander bedrag is gespaard dan in de rest 
van de maanden. In de andere maanden is het verschil € 20,00.
Op 1 maart is het bedrag groter dan € 20,00 erbij. Hij heeft in februari €130-€70=€60,00gespaard.(€40,00 meer dan normaal)

Slide 33 - Diapositive

Geef nog geen reactie. Dat doe je op het volgende scherm.
   NUR
Sjors koopt 50 dozen van 
43 x 30 x 18 cm.
Hoeveel moet hij in totaal 
betalen?

het tarief - de prijs, 
                 het bedrag

Slide 34 - Diapositive

Hoeveel moet Sjors betalen?
Type je antwoord.
timer
1:00

Slide 35 - Question ouverte

... uitwerking
Sjors koopt 50 dozen 
van 43 x 30 x 18 cm.
Hoeveel moet hij in 
totaal betalen?

Als je 50 dozen koopt, 
betaal je € 2,32 per doos.
50 dozen x € 2,32=€ 116,00

Slide 36 - Diapositive

huiswerk voor dinsdag 21 of woensdag 22 november 2023
Let op: de reistabellen zijn erg belangrijk voor het examen!
- vul je woordenlijst in
- maak en leer alles van Tabellen





Slide 37 - Diapositive