Signaalwoorden horen bij de leesstrategie structuur en verbanden van teksten herkennen en gebruiken. Welke leesstrategieën kennen jullie nog?
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6
Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Leesstrategieën
Signaalwoorden horen bij de leesstrategie structuur en verbanden van teksten herkennen en gebruiken. Welke leesstrategieën kennen jullie nog?
Slide 1 - Diapositive
Strategieën
voorspellen
skimmen
voorkennis gebruiken
structuur van teksten herkennen en gebruiken
scannen
intensief lezen kern/werkwoorden
woordbetekenis afleiden
Slide 2 - Diapositive
signaalwoorden
In de SSL-lijst staan de belangrijkste signaalwoorden met de bijhorende verbanden/functies.
Leer deze goed en blijf ze herhalen.
Het antwoord in een leesexamen vind je makkelijker als je signaalwoorden kan herkennen.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Welke woorden horen bij verband opsomming
A
schließlich
B
somit
C
und
D
außerdem
Slide 5 - Quiz
Het woord also betekent in het Nederlands
A
daarom
B
dus
C
dan
D
doordat
Slide 6 - Quiz
Welk woord hoort niet bij het verband tegenstelling
A
außerdem
B
sondern
C
jedoch
D
trozdem
Slide 7 - Quiz
Welk woord hoort bij verband/functie benadrukking?
A
da
B
nämlich
C
genau
D
sogar
Slide 8 - Quiz
Zoek de juiste signaalwoorden bij elkaar!
omdat
daarom
want
doordat
denn
deswegen
weil
deshalb
da
indem
Slide 9 - Question de remorquage
In de opsomming komt het signaalwoord sogar ( zelfs ) voor. Het daarbijbehorende tekstverband is:
A
Erweiterung
(opsomming)
B
Gegensatz
(tegenstelling)
C
Steigerung
( versterking)
D
Einschränkung
( beperking)
Slide 10 - Quiz
1/4 Signaalwoorden/Tekstverbanden: denn Den typischen Rettungshund gibt es nicht, denn die Fähigkeiten, die für den Einsatz notwendig sind, haben alle Hunde.
A
uitbreiding/opsomming
B
reden/oorzaak
C
tegenstelling
D
gevolg/conclusie
Slide 11 - Quiz
3/4 Signaalwoorden/Tekstverbanden: wenn Wenn ein Hund ein Gebiet von etwa einem Quadratkilometer abgesucht hat, ohne zu bellen, weiß der Hundeführer, dass auf diesem Gelände kein Mensch liegt.
A
voorwaarde
B
reden/oorzaak
C
voorbeeld geven
D
gevolg/conclusie
Slide 12 - Quiz
De signaalwoorden einerseits -andererseits horen bij het tekstverband:
A
Erweiterung
(opsomming)
B
Gegensatz
( tegenstelling)
C
Steigerung
(versterking)
D
Zusatz
( extra info)
Slide 13 - Quiz
Vul het goede signaalwoord in: Ich habe einen Schlüssel, ...... kann ich die Tür öffnen
A
damit
B
auch
C
während
D
doch
Slide 14 - Quiz
Welk signaalwoord past in deze zin? Sie hatten 4 _____ 2 Karten reserviert.
A
kaum
B
schließlich
C
statt
Slide 15 - Quiz
Welk signaalwoord past: Es ist heiß (warm).... die Sonne scheint
A
weil
B
oder
C
auch
Slide 16 - Quiz
Kies het goede signaalwoord: Die Sonne scheint.... trage ich einen Hut.
A
und
B
darum
C
sogar
Slide 17 - Quiz
Ihre Untersuchungen zeigen aber auch, dass die Recherche... Welke functie hebben de signaalwoorden in deze zin?
A
Conclusie
B
opsomming
C
tegenstelling
D
verklaring
Slide 18 - Quiz
Kies juiste signaalwoord Hast du lieber eine Cola ............... einen Icetea
A
oder
B
und
C
deswegen
D
aber
Slide 19 - Quiz
Wat hoort er bij elkaar?
Verbindt het voorbeeld met de juiste strategie
1. Voorspellen van de tekst
2. Structuren zoeken
3. Moeilijke woorden uit de context raden
De vorige/volgende zin lezen om achter de betekenis te komen
Signaalwoorden herkennen en kijken hoe de zinnnen in verbinding staan (tegenstelling, voorbeeld etc.)
KIjken naar het plaatje, de titel en eventuele tussenkopjes
Slide 20 - Question de remorquage
Signaalwoorden - Sleep het juiste signaalwoord naar hun taak in de tekst