Week 45: Lezen zakelijke teksten Perron 2 - les 2 KGT

Week 45
Lezen zakelijke teksten Perron 2 les 2 KGT
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Week 45
Lezen zakelijke teksten Perron 2 les 2 KGT

Slide 1 - Diapositive

Aan het eind van deze les
Ken je de tekstsoort: schoolboektekst
Weet je hoe je een woord opzoekt in een woordenboek

Slide 2 - Diapositive

Tekstsoort: schoolboektekst
Het tekstdoel van een schoolboektekst is informeren. De schrijver van het schoolboek wil je informatie over een vak geven. Onderwerpen van schoolboekteksten verschillen dus heel erg. 

Toch hebben ze bijna allemaal dezelfde kenmerken:
- in een schoolboektekst krijg je uitleg;
- er staan voorbeelden in;
- er staan vaak vragen bij over de tekst;
- bij de tekst staan plaatjes, foto's en/of tekeningen;
- voor de kantlijn zie je vaak trefwoorden (niet bij elke schoolboektekst). Soms staan de trefwoorden dikgedrukt in de tekst of in een woordenlijst.

Slide 3 - Diapositive

Het doel van een schoolboektekst is
A
amuseren
B
informeren
C
overhalen
D
uitleg geven

Slide 4 - Quiz

Woorden opzoeken in een woordenboek
Een woordenboek is op alfabetische volgorde gesorteerd. Woorden die beginnen met bijv. C, staan dus voorin, woorden met bijv. S achteraan. 

Een woord zoek je altijd op in zijn grondvorm. Dat wil zeggen dat je bij werkwoorden zoekt op het hele werkwoord. Het woord geschaatst zoek je bij schaatsen. Bij andere woorden zoek je onder de eenvoudigste vorm: het woord reepje zoek je onder reep. Een woord kan meer dan één betekenis hebben. Kies altijd de betekenis die past bij het woord dat in die zin staat.
Het woord dat in het woordenboek staat (bijvoorbeeld ‘reep’), heet een trefwoord.
Tip: in een woordenboek gebruik je de leesstrategie zoekend lezen.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Als je het woord : " wielrenner" in een woordenboek moet zoeken, waar begin je dan te bladeren in het woordenboek
A
Ergens voorin
B
Ergens middenin
C
Ergens achterin

Slide 7 - Quiz

Hoe zijn woorden in het woordenboek geregeld?
A
Op het aantal letters in het woord.
B
Op alfabetische volgorde (A, B, C, D...)
C
Willekeurig

Slide 8 - Quiz

Hoe zoek je directeuren op in het woordenboek?
A
baas
B
directeur
C
directie
D
directrice

Slide 9 - Quiz

Wat kun je in een woordenboek vinden?
A
de betekenis(sen) van een woord
B
de meervoudsvorm van een woord
C
spreekwoorden
D
Zowel antwoord A, B als C

Slide 10 - Quiz

Opdrachten
Lezen: zakelijke teksten perron 2

Maak opdracht 13 t/m 24
+
Zelftest opdracht 4 t/m 7

Slide 11 - Diapositive