§ 2.5 Nederland & Duitsland: Migratie

Migratie
§ 2.5 Nederland & Duitsland: Migratie
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Migratie
§ 2.5 Nederland & Duitsland: Migratie

Slide 1 - Diapositive

Migratie

Slide 2 - Diapositive

Mevrouw Boertjes zag haar wijk snel van kleur veranderen. Nu woont boven haar een gezin uit Marokko en onder haar Syrische vluchtelingen. In deze paragraaf leer je waar de migranten in Nederland en Duitsland vandaan komen, waarom ze weggingen uit hun land en of er ook mensen hier vandaan vertrokken.

Slide 3 - Diapositive

Migratie Duitsland en Nederland

Aan het eind:


- kun je vertellen waarom mensen migreren;

- kun je benoemen welke migratieperiodes er in Nederland en Duitsland na 1945 zijn geweest;

- weet je te omschrijven waarom Nederland een paar extra migratieperiodes heeft gehad;

- kun je navertellen hoe binnen Nederland veelal wordt gemigreerd;

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Migratie in Nederland
Toen Indonesië eind jaren 1940 onafhankelijk werd, kwamen er migranten uit deze oud-kolonie naar Nederland. Datzelfde gebeurde met Suriname in de jaren 1970. Als mensen uit het buitenland in Nederland komen wonen, noemen we dat immigratie.

Slide 6 - Diapositive

In de jaren 1960 en 1970 bloeide de industrie in Nederland en waren er veel arbeiders nodig. Om het laagbetaalde werk te doen werden Turken en Marokkanen naar Nederland gehaald. Dat werk was voor hen een belangrijke aantrekkingsfactor. Nog steeds komen er arbeidsmigranten naar Nederland, maar nu vooral uit Oost-Europa, zoals Polen.

Slide 7 - Diapositive

Een andere groep mensen die vooral sinds de jaren 1980 naar Nederland komt, zijn asielzoekers. Hun migratiemotief is veiligheid. Zij komen vaak uit conflictgebieden, zoals Syrië en Afghanistan. Als het na verloop van tijd weer veilig is en de mensen teruggaan, noemen we dat remigratie.

Slide 8 - Diapositive

Er komen meer mensen in Nederland wonen dan er vertrekken. Maar dat is niet altijd zo geweest. Tussen 1950 en 1960 was er veel emigratie uit Nederland. Vooral boeren en laagopgeleide mensen vertrokken naar landen als Canada, de VS en Australië. Gebrek aan ruimte in Nederland was een belangrijke afstotingsfactor voor hen.

Slide 9 - Diapositive

Verhuizen van de ene plek naar de andere plek, heet ook wel....
A
congestie
B
infrastructuur
C
migratie
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 10 - Quiz

Welke 2 plaatsen worden in het filmpje gebruikt om binnenlandse migratie uit te leggen?
A
Meppel en Hoogeveen
B
Meppel en Zwolle
C
Zwolle en Staphorst
D
Meppel en Staphorst

Slide 11 - Quiz

Als je verhuist van Groningen naar Berlijn, dan is er sprake van …?
A
Binnenlandse migratie
B
Buitenlandse migratie

Slide 12 - Quiz


Bekijk het plaatje over binnenlandse migratie in Duitsland. De meeste Duitsers verhuizen van....
A
west naar oost
B
oost naar west

Slide 13 - Quiz


Bekijk het plaatje. Welke provincie kent een negatief migratiesaldo?
A
Drente
B
Overijssel
C
Flevoland
D
Zuid-Holland

Slide 14 - Quiz

Iemand die zijn land verlaat en zich in een ander land vestigt, is een....
A
emigrant
B
immigrant
C
re-migrant
D
Geen van de genoemde antwooren is juist

Slide 15 - Quiz

Maak de zin af: ‘Als in een gebied meer mensen vertrekken dan dat er komen, dan is er sprake van een….’
A
Positieve migratiesaldo
B
Negatieve migratiesaldo
C
Sociale bevolkingsgroei
D
Natuurlijke bevolkingsgroei

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Vidéo

Hoe heet de groei van de bevolking dat ontstaat doordat er meer kinderen geboren worden dan dat er sterven?
A
Natuurlijke bevolkingsgroei
B
Sociale bevolkingsgroei
C
Positieve migratiesaldo
D
Negatieve migratiesaldo

Slide 18 - Quiz


Wat wordt hiernaast op het plaatje  uitgebeeld?
A
Een afstotingsfactor, kortom een pushfactor
B
Een afstotingsfactor, kortom een pullfactor
C
Een aantrekkingsfactor, kortom een pushfactor
D
Een aantrekkingsfactor, kortom een pullfactor

Slide 19 - Quiz


Wat wordt hiernaast op het plaatje uitgebeeld?
A
Een afstotingsfactor, kortom een pushfactor
B
Een afstotingsfactor, kortom een pullfactor
C
Een aantrekkingsfactor, kortom een pushfactor
D
Een aantrekkingsfactor, kortom een pullfactor

Slide 20 - Quiz

Welke 4 hoofdredenen werden in het filmpje genoemd om te migreren?
A
Economisch, godsdienst, sociaal en politiek
B
Economisch, godsdienst, sociaal en milieu
C
Economisch, sociaal, politiek en milieu
D
Economisch, sociaal, politiek en natuur

Slide 21 - Quiz

Als in een gebied meer mensen komen wonen dan dat er vertrekken, dan is er sprake van een…
A
Vestigingsoverschot
B
Vertrekoverschot
C
Suburbanisatie
D
Urbanisatie

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Vidéo

Vlak na de Tweede Wereldoorlog
(na 1945) was er in Nederland sprake van een.....
A
emigratiegolf
B
immigratiegolf

Slide 24 - Quiz

Na 1960 was in Nederland en Duitsland sprake van een....
A
emigratiegolf
B
immigratiegolf

Slide 25 - Quiz

Welk land wordt NIET genoemd wat aantrekkelijk was voor Nederland om na de Tweede Wereldoorlog naartoe te emigreren?
A
Verenigde Staten
B
Canada
C
Australie
D
Groot- Brittannie

Slide 26 - Quiz

Uit welke landen kwamen na 1960 veel gastarbeiders naar Duitsland en Nederland?
A
Griekenland, Spanje, Polen, Marokko en Italie
B
Griekenland, Portugal, Polen, Marokko en Turkije
C
Griekenland, Italie, Polen, Marokko en Turkije
D
Griekenland, Spanje, Italie, Marokko en Turkije

Slide 27 - Quiz

Migratie in Duitsland
Duitsland is sinds 1950 een van de belangrijkste immigratielanden van Europa. Bijna een kwart van de inwoners van Duitsland heeft een migratieachtergrond.
Net als in Nederland kwamen in de jaren 1960 en 1970 mensen uit Zuid-Europa en Turkije om te werken in de industrie, de gastarbeiders. De laatste jaren zien we in Nederland en Duitsland veel seizoensmigratie. Mensen uit Oost-Europa komen voor een korte periode werken, bijvoorbeeld in de landbouw.

Slide 28 - Diapositive

Ook in Duitsland is vanaf de jaren 1980 het aantal asielzoekers toegenomen. In 2015 was er een piek doordat er veel Syrische vluchtelingen kwamen (bron 13). Tegelijkertijd was er ook remigratie naar bijvoorbeeld Turkije en Polen.
Na de oorlog was Duitsland opgesplitst in Oost- en West- Duitsland, gescheiden door het IJzeren Gordijn. Toen dit verdween en Duitsland herenigd werd in 1990, verhuisden veel mensen van het oosten naar het westen van het land

Slide 29 - Diapositive

Industriegebieden in Duitsland
Industrie-
gebieden in Duitsland

Slide 30 - Diapositive

Gebieden in het westen in Duitsland zijn de belangrijkste groeigebieden. Het waren vooral jonge mensen met een hoge opleiding die verhuisden. We noemen dat braindrain. De bevolking in het oosten van het land nam af, vooral op het platteland. Dit zijn de krimpgebieden.

Slide 31 - Diapositive

West Duitsland
Oost Duitsland

Slide 32 - Diapositive

Bij welke groep gastarbeiders (arbeidsmigranten) was GEEN sprake van re-migratie?
A
Marokko
B
Italie
C
Griekenland
D
Spanje

Slide 33 - Quiz

Wanneer was er bij de Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten sprake van gezinshereniging?
A
Na 1945
B
Na 1960
C
Na 1970
D
Na 2000

Slide 34 - Quiz

Wat is GEEN kolonie van Nederland geweest?
A
Suriname
B
Indonesie (Nederlands - Indie)
C
de Antillen
D
Nieuw-Zeeland

Slide 35 - Quiz

Welk West-Europees land had vrijwel de gehele 20e eeuw geen kolonies?
A
Nederland
B
Engeland
C
Frankrijk
D
Duitsland

Slide 36 - Quiz

Vlak na de onafhankelijkheid van Suriname zijn veel Surinamers geëmigreerd naar Nederland. Wanneer was deze onafhankelijkheid?
A
1965
B
1975
C
1985
D
1995

Slide 37 - Quiz

Maak de digitale opdrachten van § 2.5.

Slide 38 - Diapositive