Faire

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour 2HA

Ga rustig zitten

Leg je spullen op tafel.

Laat je boek dicht

Ga naar Quizlet en start met app. 1 t/m 7 -----zwartekracht doen

Prenez:

- votre ordinateur

- le cahier de grammaire

- un stylo

le programme de jeudi

• les devoirs
• lire texte Mise en Pratique - Option Lire 
• grammaire > faire
• faire des exercices 32 Conversation
• les devoirs

lesdoel

Ik ken alle 15 vormen van het bezittelijk voornaamwoord.

Verbe: faire

1. Regardez la vidéo sur la page suivante
(bekijk het filmpje op de volgende pagina)

2. Écrivez le verbe 'faire' dans vorte cahier

(schrijf tijdens het filmpje het werkwoord 'faire' in je schrift', zet de Nederlandse vertaling ernaast. Zie apprendre 8)

3. Na het filmpje maak je exercice 28 et 29 conversations

0

Je werkt STIL en ZELFSTANDIG.

Je stelt GEEN vragen.

• faire exercice 28 et 29

Verbuga.eu

• Oefen de werkwoorden via: www.verbuga.eu
• Tijden: présent & passé composé
• Onregelmatige: avoir & être
• Regelmatige: parler & regarder
• > Bevestig

"Ik kan het werkwoord faire juist vervoegen in de present"

1. Ja
2. Nee

Avoir - Être - Faire

AVOIR	ÊTRE	FAIRE
J'ai eu	J'ai été	J'ai fait
Tu as eu	Tu as été	Tu as fait
Il/Elle/On a eu	Il/Elle/On a été	Il/Elle/On a fait
Nous avons eu	Nous avons été	Nous avons fait
Vous avez eu	Vous avez été	Vous avez fait
Ils/Elles ont eu	Ils/Elles ont été	Ils/Elles ont fait

Faire

faire = doen/maken         fait = gemaakt/gedaan

Il a fait = Hij heeft gemaakt/gedaan

Elles ont fait du foot = Zij hebben gevoetbald  (want: het hele werkwoord is faire du foot)

Etc.

U heeft getennist = ?

1. Vous avez fairé du tennis.
2. Vous avez tennissé.
3. Vous avez fait du tennis.
4. Vous êtes fait du tennis.

Zij heeft een tafel (une table) gemaakt = ?

Cahier de grammaire

Noteer de passé composé van het werkwoord faire.

Au travail!

1. Maak nu de opdrachten bij Conversation

2. Huiswerk is Conversation  af maken.

Les devoirs

• Exercice 27 
  > Utilisez apprendre 7
• Exercice 28
  > Utilisez: apprendre 8
  
• Exercice 29
  > Utilisez: apprendre 8
• Étudiez: apprendre 7+8
  > Quizlet

Sortir de la salle de classe

Verlaten klaslokaal:

• Laptop dicht
• Spullen in de tas
• Papiertjes etc opruimen (ook grond)  & in prullenbak/papierbak
• Tafel recht 
• Stoel aanschuiven
• Blijven zitten tot de bel gaat