3.8 spelling

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.
1 / 32
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 1 - Question ouverte

3.8 spelling 
ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN: MEERVOUDEN EN SAMENSTELLINGEN

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wat ging er fout in de bovenstaande afbeeldingen?

Slide 8 - Question ouverte

Bekijk de strip

Slide 9 - Diapositive

Uit welke twee woorden is het woord hondenpoep samengesteld?

Slide 10 - Question ouverte

Noteer nog een samenstelling die je op de afbeelding ziet.

Slide 11 - Question ouverte

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

Slide 12 - Diapositive

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 13 - Diapositive

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 14 - Diapositive

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum



maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 15 - Diapositive

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 16 - Diapositive

Welke regel is van toepassing?

brekebeen
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

mallemolen
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

maneschijn
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 19 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

zonnepaneel
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 20 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

kattenbak
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 21 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

rozenstruik
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 22 - Quiz

bedrijfsspionage
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 23 - Quiz

verzekeringspolis
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 24 - Quiz

Maak samenstellingen van de volgende woorden. Gebruik -en, -e of -s als tussenletter(s). 

Let op: fouten maken mag, maar verbeter deze wel!

Slide 25 - Diapositive

volk + buurt=

Slide 26 - Question ouverte

hoogte + vrees=

Slide 27 - Question ouverte

snelheid + duivel=

Slide 28 - Question ouverte

diepte + meter=

Slide 29 - Question ouverte

reus + gezellig=

Slide 30 - Question ouverte

landing + baan=

Slide 31 - Question ouverte

Aan de slag!
3.8 spelling 
3K1: Opdracht 8 - 9 - 12 - 14 -test jezelf

Klaar? En heb je alles goed? Ga dan naar differentiatie en maak de verdiepingsopdrachten die horen bij H3

Lukt nog niet alles zoals je zou willen? Ga naar differentiatie en maak de herhalingsopdrachten die horen bij H3

Slide 32 - Diapositive