Spelling: herhaling BN + tussenletters in samenstellingen

Spelling H4
Herhaling BN
Tussenletters in samenstellingen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Spelling H4
Herhaling BN
Tussenletters in samenstellingen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Vul het BN in:
De broek is versleten.
De ... broek

Slide 3 - Question ouverte

Vul het BN in:
De schoenen zijn gepoetst.
De ... schoenen

Slide 4 - Question ouverte

Vul het BN in:
De foto is vergroot.
De ... foto.

Slide 5 - Question ouverte

Vul het BN in.
Zingend liep de meneer weg.
De ... meneer.

Slide 6 - Question ouverte

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

Slide 7 - Diapositive

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 8 - Diapositive

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 9 - Diapositive

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn


- Als het eerste woord aangeeft hoe groot, leuk, goed enzovoorts iets is: retegoed, reuzegroot


- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats




Slide 10 - Diapositive

Regel tussenletter(s) -e-
- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk


Slide 11 - Diapositive

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum



maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 12 - Diapositive

Welke regel is van toepassing?

beregoed
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 13 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

keuzestress
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 14 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

secondewijzer
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 15 - Quiz

Welke regel is van toepassing?

tarwekorrel
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 16 - Quiz

zon + bloem =

Slide 17 - Question ouverte

rood + kool =

Slide 18 - Question ouverte

hond + brok =

Slide 19 - Question ouverte

Huiswerk
Maak van paragraaf 4.5 spelling

opd 3 t/m 5, 7 en 8

Slide 20 - Diapositive