20-9-21

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Hallo allemaal!

We doen we  vandaag:

• voltooide tijd en verleden tijd
• starten met spreekoefening verleden tijd
• werken in twee groepen, B1: werkbladen 2.2, 2.3,2.3b,2.4a,2.4b en verder in het boek. 
• A2: herhalen grammatica boek A2: alleen grammatica en spreekoefeningen!

Even terugblikken(terugkijken)

Hoe maak je de voltooide tijd?

Hoe maak je de verleden tijd?

Zinnen maken: wat heb je maandag en dinsdag hierover geleerd?

De voltooide tijd:

altijd twee werkwoorden:

1.  hebben/zijn 
2. voltooid deelwoord: begint met -ge en heeft een -t of-d aan het einde.

Stappen voltooide tijd:

• Kijken naar het hele werkwoord. Haal -en weg. Huren-en=huur. Dit noem je: de ik-vorm
• kijk naar de laatste letter. Is de laatste letter een s,f,k,t,ch of p?
• Ja: het voltooid deelwoord krijgt een -t
• Nee: het voltooid deelwoord krijgt een -d

Schrijf -ge voor de ik-vorm en een -t of -d aan het einde.

ge + huur + d (d zit niet in Softketchup)

Nu jij: Ik heb je niet goed (horen)

De docent heeft een e-mail (sturen)

De pasta heeft lekker (smaken)

De verleden tijd

• kijken naar het hele werkwoord, bijvoorbeeld :spelen
• Maak de ik-vorm: speel. De laatste letter is een-l
• verleden tijd: ik vorm +te(n) of de(n)
• te(n): laatste letter zit in softketchup
• de(n): laatste letter zit niet in softketchup
• De kinderen speelden in het park. 

spreekoefening verleden tijd. 

Binnenkring/buitenkring

Binnenkring stelt de vraag die op het 

bord staat, buitenkring geeft antwoord.

Controleer elkaar! Als de muziek stopt sta je tegenover iemand

Na 4 vragen wisselen. 

vragen verleden tijd regelmatige werkwoorden:

1. Wat deed je gisterochtend? (luisteren naar) 
2. wat deed je daarna? (bellen met)
3. Wat deed je gistermiddag? ( wandelen)
4. En wat deden de kinderen? (spelen)

binnenkring en buitenkring ruilen

verleden tijd onregelmatig:

1. Wat deed je in de vakantie ( eten in een restaurant en iets lekkers op een terrasje drinken) 
2. Met wie heb je gisteren gesproken? (gebruik spreken, bedenk zelf met wie)
3. Van welk nieuws ben je geschrokken? (gebruik schrikken)
4. Wat deed jij als kind graag ( houden van)

werken in twee groepen

Annemiek: A2 : nieuw in de groep: Bassam, start thema 1 A2. 

Graag met hele A2 groep 1.2 lezen (opdr 15). In dit geval mag jij lezen;-) daarna samen opdr 17,20,21,4246,47,49

Ilse: B1, werkbladen en verder in het boek. 

Huiswerk B1

Lezen: Handige zinnen blz 68

opdracht 66, grammatica blz 69, maken opdracht 68,75,76,77 + woorden die je moet begrijpen/ zelf moet kunnen gebruiken (blz 73 en 74).

Huiswerk Bassam: 

Thema 1 opdracht: 

2,3,4,6,7,8,9,10,16,18,19,22,23,25,26,27,32,33,34,36,37,40,41,43,45,48

Huiswerk Henok, Habtom, Sabri: is alles t/m thema 6 klaar op de computer? Heb je alles nagekeken? Weet je niet hoe dat moet, vraag het Ilse