Voegwoorden (en, maar, want, omdat)

Voegwoorden
en, maar, want, omdat.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voegwoorden
en, maar, want, omdat.

Slide 1 - Diapositive

Voegwoord
Een voegwoord maakt van twee zinnen één zin. 

Ik ga naar bed. Ik ben moe.

Slide 2 - Diapositive

want
Ik ga naar school.
Ik wil graag leren.
Ik ga naar school, want ik wil graag leren.


(Ik ga naar school. Waarom ga jij naar school? Ik wil graag leren)

Slide 3 - Diapositive

omdat
Ik ga naar school.
Ik wil graag leren.
Ik ga naar school, omdat ik graag wil leren.

De zin wordt anders!!!!!



Slide 4 - Diapositive

want - omdat
Ik ga naar school, want ik wil graag leren.
Ik ga naar school, omdat ik graag wil leren.

Slide 5 - Diapositive

maar
Ik ga naar mijn vriend.
Hij is niet thuis.
Ik ga naar mijn vriend, maar hij is niet thuis.


(er is een probleem)

Slide 6 - Diapositive

en
Ik drink koffie.
Ik eet een koekje.
Ik drink koffie en ik eet een koekje.

(als je twee dingen samen doet)

Slide 7 - Diapositive

Ik moet boodschappen doen, ______ik heb geen zin.
A
omdat
B
want
C
maar
D
en

Slide 8 - Quiz

Ik kan niet goed leren, ____ ik heb hoofdpijn.
A
en
B
omdat
C
maar
D
want

Slide 9 - Quiz

Wasem komt uit Syrië _____ Marwan komt uit Jemen.
A
en
B
dus
C
want
D
of

Slide 10 - Quiz

Lisa pakt het schrift, ____ zij gaat nieuwe woorden opschrijven.
A
dus
B
maar
C
want
D
of

Slide 11 - Quiz

Ik wil graag boeken lenen bij de bibliotheek, ____ ik heb geen biebpas.
A
omdat
B
of
C
maar
D
want

Slide 12 - Quiz

Ik ga vaak naar de bibliotheek, ____ ik van boeken houd.
A
en
B
want
C
want
D
omdat

Slide 13 - Quiz

Ik hou van planten _____ ik hou ook van bloemen.
A
en
B
want
C
want
D
omdat

Slide 14 - Quiz

We kunnen naar een museum gaan _____ naar de bioscoop.
A
en
B
of
C
want
D
omdat

Slide 15 - Quiz

1. Ik lees graag informatieboeken, ______ die boeken zijn interessant.
2. Ik lees graag romans ______ jeugdboeken.
3. Ik zoek een boek, ______ het boek is al uitgeleend.
4. Ik kan het boek niet zoeken, _______ de computer kapot is.
omdat
maar
want
en

Slide 16 - Question de remorquage

Vorige week was er geen school, _____ het was toetsweek.

Slide 17 - Question ouverte

Ik zit lekker buiten, _____ de zon schijnt.

Slide 18 - Question ouverte

Ik wil graag naar mijn werk, ____ ik ben erg ziek.

Slide 19 - Question ouverte

Ik maak de oefening in het boek _____op de computer.

Slide 20 - Question ouverte

Ik wil graag naar huis, ____ de les is nog niet klaar.

Slide 21 - Question ouverte

Ik wil graag verhuizen ....... ik wil een huis met een tuin.
Ik sta in de file ...... ik kom te laat op mijn werk.
Ga je op de fiets ..... ga je liever met de bus?
Mijn opa is 83 ......................... mijn oma is 81 jaar.
Ik wil graag uitslapen ................ de buurman maakt veel lawaai!
want
dus
of
en
maar

Slide 22 - Question de remorquage