Proeftoets Politiek

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Voordat je begint

• Bij deze toets wordt gebruik gemaakt van bronnen.
• Plaatje vergroten? Klik erop.
• Plaatje verkleinen. Links onderin op het kruisje klikken.
• Klik op bewaren na het beantwoorden van de toets.
• Lever je toets in als je klaar bent!

TOETS HOOFDSTUK 3 POLITIEK

De toets bestaat uit 27 vragen

Wie horen tot de overheid?

1. Nederlanders die mogen stemmen
2. Nederlanders die belasting betalen
3. Politici en ambtenaren
4. Politici en kiezers

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In Nederland hebben we geen vrije verkiezingen.
2. Bij geheime verkiezingen mag je aan niemand vertellen op wie je hebt gestemd.

1. 1 is juist , 2 is onjuist
2. 1 is onjuist , 2 is juist
3. 1 en 2 zijn beide juist
4. 1 en 2 zijn beide onjuist

In de Nederlandse democratie:

1. beslist het volk in een referendum over belangrijke onderwerpen
2. kiest de bevolking vertegenwoordigers die de besluiten nemen
3. mogen inwoners over iedere nieuwe wet stemmen
4. nemen ambtenaren de belangrijkste beslissingen

Wat is passief kiesrecht?

1. het recht om je eigen politieke partij op te richten
2. het recht om te stemmen
3. het recht om te solliciteren als ambtenaar
4. het recht om door de overheid geholpen te worden

De regering is het dagelijks bestuur van ons land. Wie zitten er in de regering?
1. De minsters
2. De staatssecretarissen
3. De leden van de Tweede Kamer
4 De Koning

1. 1 en 3 zitten in de regering
2. 1 en 4 zitten in de regering
3. 2 en 3 zitten in de regering
4. 2 en 4 zitten in de regering

Een Kamerlid roept de minister van Justitie voor een spoeddebat naar de Tweede Kamer. Van welk recht maakt het Kamerlid gebruik?

1. Recht van initiatief.
2. Enqueterecht
3. Recht van interpellatie
4. Recht van amendement

Welke politieke partij is een liberale partij?

1. CDA
2. PvdA
3. VVD
4. SP

''Wie hard werkt, mag ook veel meer verdienen dan andere''.
Deze uitspraak hoort vooral bij:

1. links
2. midden
3. rechts
4. zowel links als rechts

Welk recht hoort niet in het rijtje thuis?

1. het recht op vrijheid van meningsuiting
2. het recht van initiatief
3. het recht van amendement
4. het recht om wetten goed en af te keuren

Welke stellingen zijn juist
1. De minister-president is geen lid van een coalitiepartij.
2. Denk was een coalitiepartij.

1. Stelling 1 is juist
2. Stelling 2 is juist
3. Stelling 1 en 2 zijn juist
4. Stelling 1 en 2 zijn onjuist

Bij welke stroming past deze uitspraak?
“Welvaart moet beter verdeeld worden”

1. Liberalen
2. Christen-democraten
3. Sociaal-democraten
4. Christen-socialisten

Wat zijn de hoofdtaken van het parlement?
1. Debatteren en stemmen over wetsvoorstellen.
2. Ministers controleren.
3. Ministers en staatssecretarissen kiezen.
4. Wetten uitvoeren.

1. 1 en 2
2. 1 en 3
3. 2 en 3
4. 3 en 4

Een links kabinet zou kunnen bestaan uit?

1. SGP, SP en ChristenUnie
2. Groenlinks en FvD
3. VVD, D66 en CDA
4. Groenlinks, SP en PvdA

In ............... staat wat de regeringspartijen de komende jaren willen bereiken.
Wat is hier weggelaten?

1. de grondwet
2. de miljoenennota
3. de troonrede
4. het regeerakkoord

Hoe worden de leden van de Eerste Kamer gekozen?

1. Bij speciale verkiezingen voor de Eerste Kamer.
2. De Eerste kamerleden worden aangesteld door de koning.
3. De Tweede Kamer kiest de leden van de Eerste Kamer.
4. Via de verkiezingen van voor de provincie.

Sleep de machten naar de juiste zin. Sommige machten moet je twee keer gebruiken.

1. Hier kun je naartoe als je je gediscrimineerd voelt door de overheid. 

2. Beslissen over wetsvoorstellen

3. Moeten communiceren over nieuwe wetten zoals de verlaagde alchoholleeftijd.

4. Draagt de politie op om bijvoorbeeld meer te controleren op internetcriminaliteit

5. Controleren of de ministers hun werk wel goed uitvoeren.

Wetgevende macht

Wetgevende macht

Rechterlijke macht

Rechtelijke macht

Uitvoerende macht

Uitvoerende macht

Zet de zinnen in de juiste volgorde.

a. Wat is een lijstrekker?
b. Noem 4 fractievoorzitters met bijbehorende partij die momenteel in de tweede kamer zitten.
c. Noem 2 ministers met bijhorende ministeries.

Lees de bron. De leden van de Tweede Kamer voeren hier hun.....A... taak uit.
a. Welk woord moet er bij A worden ingevuld?
b. Om de taak die je bij A hebt ingevuld uit te voeren heeft de Tweede Kamer vier rechten.
Welke rechten zijn dat?
c. Van welke van de vier rechten heeft de kamer gebruik gemaakt? Leg je antwoord uit.

Hieronder staan 4 uitspraken. Sleep de stroming naar de juiste uitspraak.

Drugsverslaafden zijn medemensen in nood: het is onze plicht hen uit naastenliefde te helpen.

De belasting moet niet teveel omhoog anders gaan bedrijven naar het buitenland.

'' We moeten de eerste klas in de trein afschaffen. Zo zijn er meer betaalbare zitplaatsen.''

Gezondheidszorg moet door bedrijven worden geregeld, niet door de overheid.

Sociaal-democraten

Sociaal-democraten

Christen-democraten

Christen-democraten

Liberalen

Liberalen

Hieronder staan 4 uitspraken. Sleep de stroming naar de juiste uitspraak.

Euthanasie en abortus mogen nooit gepleegd worden.

“De bonussen voor topmanagers zijn een schande!”

'' Mensen die fraude plegen met hun uitkering moeten we harder aanpakken''

“Minder geld naar ontwikkelingshulp”

Sociaal-democraten

Sociaal-democraten

Christen-democraten

Christen-democraten

Liberalen

Liberalen

Politicus of ambtenaar?

Politicus

Politicus

Ambtenaar

Ambtenaar

Een referendum past het beste bij een indirecte/directe democratie, omdat....
Maak de zin af.

Wie doet wat?

Een belangrijke taak is het uitvoeren van het regeerakkoord.

Is verandwoordelijk voor het uitvoeren van wetten.

Is verandwoordelijk voor een deel van de taken van de minister.

Controleert de regering

Plaatst een hantekening onder alle aangenomen wetten.

Koning

Tweede Kamerlid

Staatssecretaris

Regering

Minister

Welke politieke stroming herken je in deze tekst? Leg je antwoord uit.

a. Leg met behulp van het artikel uit dat linkse partijen
voor een actieve overheid zijn.
b. Leg met een voorbeeld uit het artikel uit waarom
de VVD rechts is.
c. Noem nog 1 linkse partijen en 1 rechtse partij (partijen die in de bron
genoemd zijn mag je niet gebruiken).

Leg duidelijk uit wat het verschil is tussen de coalitie partijen en de oppositie partijen. Alleen de partijen noemen is niet voldoende.