Kennischeck Personeel

Kennischeck Personeel
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Kennischeck Personeel

Slide 1 - Diapositive

Van welke drie wettelijke eisen van een arbeidsovereenkomst, is geen sprake bij een overeenkomst van opdracht? (zzp overeenkomst)
A
Arbeidsverplichting
B
Loon
C
Arbeidsverhouding
D
Gezagsverhouding

Slide 2 - Quiz

Een individuele arbeidsovereenkomst is een overeenkomst tussen één werkgever en één werknemer.

Een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) is een overeenkomst tussen ....
A
één werkgever en werknemersorganisaties
B
werkgeversorganisaties en één werknemer
C
werkgeversorganisaties en de vakbond
D
werkgeversorganisaties en de OR

Slide 3 - Quiz

Bij het aflopen van een contract voor bepaalde tijd, moet een werkgever ...
A
Een opzegtermijn aanhouden
B
Een transitievergoeding betalen
C
Een reden geven voor het niet verlengen van het contract
D
Een contract voor onbepaalde tijd aanbieden als ze de werknemer wil behouden

Slide 4 - Quiz

Van een werknemer in loondienst bedraagt in 2023 het brutomaandloon €3.000,- (1 fte) exclusief 8% vakantiegeld over het brutoloon. De werknemer werkt in 2024 0,8 ft en krijgt een loonsverhoging van 4%. Het werkgeversaandeel sociale lasten bedraagt 30% van het brutoloon incl vakantiegeld. Bereken voor deze werknemer de totale loonkosten in 2024.

Slide 5 - Question ouverte

Een werkgever wil een werknemer ontslaan op staande voet vanwege een diefstal case. Welke ontslagroute moet de werkgever nemen?
A
Via de kantonrechter
B
Via het UWV
C
Er is bij ontslag op staande voet geen externe partij nodig, werkgever kan per direct opzeggen

Slide 6 - Quiz

Een werknemer heeft recht op de volgende transitievergoeding bij ontslag:
- Als het dienstverband 8 jaar of minder heeft geduurd: 1/6 bruto maandsalaris voor elke volle 6 maanden in dienst.
- Voor elk jaar dat het dienstverband langer heeft geduurd dan 8 jaar: 1/4 bruto maandsalaris voor elke volle 6 maanden in dienst.
Op 1 januari 2025 neemt Kira ontslag. Ze verdiende € 4.450 bruto per maand en is op dat moment 11 jaren en 8 maanden in dienst. Hoe hoog is de transitievergoeding die zij krijgt?

Slide 7 - Question ouverte

Marco werkt bij bedrijf X, een onderneming met 2.000 werknemers. Marco is ontevreden over het verplichte aantal dagen dat hij op kantoor moet werken. Sinds covid is thuis werken toch de nieuwe normaal geworden? Hij wil een wijzigingsvoorstel voor het werkplekbeleid indienen. Bij welk orgaan kan hij zich het beste melden?
A
De vakbond
B
De HR afdeling
C
De OR
D
De directie

Slide 8 - Quiz

Link de juiste omschrijving aan de drie verschillende onderdelen van het personeelsbeleid van een organisatie:

1. verschillende situaties waarbij de arbeidsovereenkomst van een medewerkers wordt beëindigd, van ontslag tot pensioen
2. het zoeken naar en selecteren van nieuwe medewerkers. Dit kan intern of extern, door eigen medewerkers of uitbesteed aan een bureau met expertise
3. het behouden en ontwikkelen van werknemers, van talent management tot interne promoties
A
1 = doorstroom, 2 = instroom, 3 = uitstroom
B
1 = uitstroom, 2 = doorstroom, 3 = instroom
C
1 = uitstroom, 2 = instroom, 3 = doorstroom
D
1 = doorstroom, 2 = uitstroom, 3 = instroom

Slide 9 - Quiz

Wat is geen recht van een ondernemingsraad?
A
Adviesrecht
B
Recht op informatie
C
Initiatiefrecht
D
Recht op privacy

Slide 10 - Quiz

In grote organisaties is er een aparte afdeling personeelszaken (of ‘Human Resources’, HR). In onderstaande lijst staat een aantal stellingen over personeelsbeleid:
1. Werving van personeel gebeurt met behulp van vacatures, sociale media of externe bureaus.
2. Selectie van personeel gebeurt met behulp van sollicitatiegesprekken of tests / assessments.
3. In een functieprofiel wordt vastgelegd wat een werknemer moet doen.
4. In een beoordelingsgesprek wordt het functioneren van de werknemer en de leidinggevende besproken.

Welke stellingen zijn juist?
A
1 , 2 en 4
B
2 en 3
C
1, 2 en 3
D
1, 2, 3 en 4

Slide 11 - Quiz