4 havo SGDC 2021-19
1 / 15
suivant
Slide 1: Vidéo
duitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Was machen wir denn heute?
- Let op: PO mag na het weekend worden ingeleverd
- Huiswerk bespreken/ nakijken
- Herhaling vertaling "naar" en pers./bez. vnw.
- Voorlees halfuurtje Wir Kinder vom Bahnhof Zoo
- Tijd over? -> werken aan PO
doel: jullie weten de betekenis van de vaste voorzetsels, jullie kunnen "naar" goed naar het Duits vertalen, jullie kennen het verschil tussen pers. en bez. vnw.. Jullie kunnen een Duits leesboekje lezen en begrijpen.
Slide 4 - Diapositive
Antworten Auftrag 4
1. 1200: zoveel mensen vinden zijn fanpagina op facebook leuk
2. 30: zoveel uren werkt hij gemiddeld aan een afbeelding
3. 14: op deze leeftijd schreef hij een aantal (reclame/ontwerp)bureaus aan.
4. 1994: het jaar waarin hij met zijn familie vanuit Tsjetsjenië naar Duitsland vluchtte
5. 50: hij verkocht zijn eerste afbeeldingen voor 50 cent op het schoolplein
6. 40: volgens zijn agent lijkt het of Mago al 40 jaar ervaring heeft
Slide 5 - Diapositive
Antworten Auftrag 5
1. 1D, 2B, 3C, 4A
2. A
3. 1 Nein, 2 Ja, 3 Nein
4. B
5. D
6. Het ontwerpen van een albumcover voor beroemde rappers. De mensen die dat hebben gedaan zijn echt groot geworden.
Slide 6 - Diapositive
Antworten Auftrag 6
1. nadoen
2. lukken
3. de opbloei / de doorbraak
4. verbaasd kijken naar, bewonderen
5. vereren, hoog opgeven van iets/iemand
6. de toegang
7. het sportshirt
8. een dozijn/ een tiental
Slide 7 - Diapositive
Antworten Auftrag 8 und 14
8 14
1. schleifen lassen 1. dir
2. bestätigt 2. mir
3. die Skizzen 3. seinen
4. Dutzend 4. ihr
5. wöchentlich 5. ihren
6. Jugendlichkeit 6. euer, euch
7. klappen 7. dein, deinen
8. verdankt 8. Ihnen
Slide 8 - Diapositive
vertaling "naar" : hoe zat het ook alweer?
Met welke 3 woorden kun je het Nederlandse "naar" vertalen en wanneer gebruik je welke vertaling?
nach - landen, steden, Hause, rechts, links, vorne, hinten, oben, unten
zu - personen/ dingen
in - landen met lidwoord, Kino, Disko, Theater
Slide 9 - Diapositive
persoonlijk vnw.
vervangt een zelfstandig naamwoord
der woord -> er Der Junge ist nett - Er ist nett
die woord -> sie Die Kuh heißt Klara - Sie heißt Klara
das woord -> es Das Buch ist neu - Es ist neu
die woord -> sie Die Koffer sind schwer - Sie sind schwer
=
bezittelijk vnw.
staat vóór een zelfstandig naamwoord
meine Mutter unser Hund
dein Bruder euere Kinder
sein Geld ihr Haus
ihre Eltern Ihre Adresse
Slide 10 - Diapositive
Wiederholung: Personal- und Possesiv Pronomen
Personal Pronomen = persoonlijk vnw -> vervangt een zelfstandig naamwoord
Possesiv Pronomen = bezittelijk vnw -> staat vóór een zelfstandig nw.
persoonlijk vnw.
1e naamval ich du er sie es wir ihr sie Sie
3e naamval mir dir ihm ihr ihm uns euch ihnen Ihnen
4e naamval mich dich ihn sie es uns euch sie Sie
bezittelijk vnw. : mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-
Slide 11 - Diapositive
Persoonlijk of bezittelijk vnw?
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw.
Wie heißt Ihre Tochter?
Euer neues Auto ist doch schwarz?
Petra hat euch gestern in der Disko gesehen.
Ich möchte dich morgen besuchen.
Du darfst unser Auto leihen.
Slide 12 - Diapositive
Wir üben noch mal
1. Hast du ____ (mijn) Bruder schon mal gesehen?
Nein, ich kenne _______ (hem) niet.
2. _____ (jullie) jüngste Tochter ist wirklich süß!
Ja, und _______ ist auch ganz schlau!
3. Wie schnell fährt _______ (uw) neues Auto(onz.)?
Wann haben ______ (u) das Auto eigentlich gekauft?
timer
2:00
Slide 13 - Diapositive
1. Hast du ____ (mijn) Bruder schon mal gesehen?
Nein, ich kenne _______ (hem) niet.
2. _____ (jullie) jüngste Tochter ist wirklich süß!
Ja, und _______ ist auch ganz schlau!
3. Wie schnell fährt _______ (uw) neues Auto.
Wann haben ______ (u) das Auto eigentlich gekauft?
1. Hast du meinen (bezittelijk, 4e naamval mannelijk) Bruder schon mal gesehen?
Nein, ich kenne ihn (persoonlijk vnw. 4e naamval) niet.
2. Euere (bezittelijk, 1e naamval vrouwelijk) jüngste Tochter ist wirklich süß!
Ja, und sie (persoonlijk, 1e naamval) ist auch ganz schlau!
3. Wie schnell fährt Ihr (bezittelijk, 1e naamval onzijdig) neues Auto?
Wann haben Sie (persoonlijk, 1e naamval) das Auto eigentlich gekauft?
Slide 14 - Diapositive
(Vor)lesezeit!
Wir Kinder vom Bahnhof Zoo Christiane F.
