Onderdeel 2: Cursus 4 Taal Paragraaf 4: Voor- en achtervoegsels (editie 7)

Welkom bij Nederlands!
Cursus 4 Taal
Paragraaf 4: Voor- en achtervoegsels
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
Cursus 4 Taal
Paragraaf 4: Voor- en achtervoegsels

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we vandaag doen?

  1. Herhalen Theorie Cursus 1 Paragraaf 2: Onbekende woorden
  2. Theorie Cursus 4 Paragraaf 4: Voor- en achtervoegsels
  3. Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhalen:
Nu:

  • kun je de betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken. √

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onbekende woorden
Al geleerd: een synoniem, een omschrijving en een voorbeeld zoeken.


Twee nieuwe woordraadstrategieën:

1. Een tegenstelling zoeken
Een tegenstelling is een woord dat precies het tegenovergestelde betekent.

Zo zoek je een tegenstelling:
Let in de tekst op de woorden maar, echter, toch, daarentegen. Aan deze woorden kun je zien dat er een tegenstelling in de tekst staat.








Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onbekende woorden
2. Een bekend woorddeel zoeken

Op zoek gaan naar een bekend deel in dat woord. 
Bij woorden met een voorvoegsel en bij woorden met een achtervoegsel.

  • Kijk welke delen van het woord jij al kent. Bijvoorbeeld:
  • Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, her-.
  • Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos, -rijk.










Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel:
Aan het einde van de les:

  • ken je de betekenis van veel voorkomende voorvoegsels en achtervoegsels.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorvoegsels
Een voorvoegsel kan je helpen de betekenis van het woord te vinden.

Voorvoegsels die veel voorkomen, zijn:
non- = niet, zonder
on- = niet
mis- = verkeerd, fout
wan- = slecht, verkeerd
her- = weer, opnieuw
ex- = niet meer, van vroeger
inter- = tussen (twee of meer gebieden)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Achtervoegsels

Achtervoegsels die veel voorkomen, zijn: 
-lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -aar, -isch, -ing, -ig.

Soms geven achtervoegsels woorden een andere betekenis:
-loos: waardeloos = zonder waarde
-vol: smaakvol = met veel smaak
-lijks: wekelijks = elke week




Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn allemaal achtervoegsels?
A
-heid, -erd, -isch, -rik
B
ont-, be-, ge-, ver-
C
-baar, ver-, on-, -lijk
D
-aard, -baard, -aar, -oor

Slide 11 - Quiz

B: dit zijn allemaal voorvoegsels
C: dit zijn voor- en achtervoegsels
D: -baard en -oor zijn geen voor- of achtervoegsels. Het zijn wèl woorden waarmee je samenstelling kunt maken Bijvoorbeeld: Blauwbaard, hangoor.
Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
smaakvol

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk van deze woorden heeft GEEN voor- of achtervoegsel?
A
herkenbaar
B
inefficiënt
C
onaardig
D
keukentafel

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft dit woord een achtervoegsel?
waardeloos
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent het achtervoegsel
-vol

A
zonder
B
nergens
C
met veel
D
boompje

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het achtervoegsel in het woord
kinderachtig?
A
kinder
B
achtig

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een voorvoegsel kan je helpen om
A
een woord in de verleden tijd te zetten.
B
de betekenis van een woord te vinden.
C
een woord te verkleinen.
D
het lidwoord goed te gebruiken.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

voorvoegsels zijn
A
on, her ,lijk
B
on -ver -lijk
C
on-her-lijk
D
on -her- non

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN voorvoegsel?
A
bij
B
ex
C
her
D
ont

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN voorvoegsel?
A
mis-
B
inter-
C
ge-
D
aan-

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent het voorvoegsel 'on-'
A
tegen
B
weer
C
slecht
D
niet

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat betekent het achtervoegsel 'loos'-?
A
veel
B
je kan het
C
zonder
D
niet

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het achtervoegsel bij dit woord ?
betaalbaar
A
be-
B
-taal-
C
-baar

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat betekent het achtervoegsel 'baar'-?
A
slecht
B
je kan het
C
nog een keer
D
niet

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig aan het werk 
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig Cursus 4: Taal, Paragraaf 4: Voor- en achtervoegsels
 Je mag overleggen.

Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt hier 20 minuten tijd voor  
Klaar? 
Lezen in je leesboek/tijdschrift.




timer
20:00

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiten:
Nu:

  • ken je de betekenis van veel voorkomende voorvoegsels en achtervoegsels. √

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions