Samenstelling en afleiding

Samenstelling 
of 
afleiding?
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsLager onderwijs

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Samenstelling 
of 
afleiding?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Samenstelling
  • Alle delen (twee of meer) kunnen zelfstandig voorkomen.

  • Vaak twee zelfstandignaamwoorden.

  • Soms ook een combinatie van zelfstandignaamwoord met een bijvoeglijknaamwoord, telwoord, werkwoord of afkorting

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Afleiding
  • Woord waarvan niet alle delen zelfstandig kunnen voorkomen.

  • Verkleinwoorden, meervouden en werkwoordsvervoegingen zijn voorbeelden van afleidingen.

  • Een grondwoord vormt de basis en daaraan zijn voor- en/of achtervoegsels toegevoegd.

Slide 5 - Diapositive

afleiding en grondvorm:
Als je de voor- of achtervoegsels van de afleiding afhaalt, houd je de grondvorm over.

herexamen, (her)examen, examen
roodachtig, rood(achtig), rood
oneerlijk, (on)eerlijk, eerlijk
eerlijk, eer(lijk), eer

Slide 6 - Diapositive

Wat heb je nodig voor een afleiding? Woordsoorten!
Woordsoorten: zelfstandige, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden

Voorvoegsels bijvoorbeeld: des- / on- / in- / ver-

Achtervoegsels bijvoorbeeld: -loos/ -baar / -ig / -heid / -ing/ -achtig

Slide 7 - Diapositive

Verbind de grondwoorden met het passende voor- of achtervoegsel
a
her
vol
on
aller
liefde
kennen
beste
eerlijk
sociaal

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 9 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 10 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 11 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 12 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet

Slide 13 - Quiz