thema 7 les 9 Leestekens: de puntkomma

1 / 31
suivant
Slide 1: Question de remorquage
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Question de remorquage


A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 2 - Quiz


Weet jij hoe dit leesteken heet?

Slide 3 - Question ouverte


Weet jij hoe dit leesteken heet?

Slide 4 - Question ouverte

LESDOEL
Ik weet wat een puntkomma is en  wanneer je in een zin een puntkomma gebruikt

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Welke vier voegwoorden verbinden altijd twee hoofdzinnen?

Slide 8 - Question ouverte

lesdoel
Ik leer wat een puntkomma is.

Een puntkomma verbind twee hoofdzinnen.
Een puntkomma gebruik je achter de zinnen in een opsomming.

Slide 9 - Diapositive

Wanneer gebruik je een puntkomma?
Om twee zinnen die bij elkaar horen met elkaar te verbinden.

Martin gaat dagelijks naar zijn verzorgpony.  
In de winter gaat hij wekelijks.

Martin gaat dagelijks naar zijn verzorgpony; in de winter gaat hij wekelijks.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Question de remorquage


Staan er twee hoofdzinnen?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz


Staat er een voegwoord in de zin?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz


Waarmee moet je dan de zin verbinden?
A
komma
B
dubbele punt
C
puntkomma

Slide 15 - Quiz


Moet ik een puntkomma gebruiken. Ja/nee en waarom?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Question de remorquage

Slide 18 - Question de remorquage

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Question de remorquage

Slide 21 - Question de remorquage

Wanneer gebruik je een puntkomma?
Achter de zinnen in een opsomming.                                                             
Spelregels beginnen zo: 
je gooit om de beurt met de dobbelsteen;
je zet je pion het aantal ogen op de dobbelsteen vooruit;
als je op een vak met een plaatje komt, krijg je een opdracht.

Slide 22 - Diapositive

Wanneer gebruik je een puntkomma?

Slide 23 - Question ouverte

Waar moet je op letten?
Na een puntkomma begint de volgende zin altijd met een kleine letter.

Bij een puntkomma in een opsomming, eindigt alleen de  laatste regel in de opsomming met een punt.

Slide 24 - Diapositive

Waar komt de puntkomma?

Wachten jullie maar niet op mij voor mij begint een file.

A
achter "op"
B
achter de eerste "mij"
C
achter "voor"
D
achter de tweede "mij"

Slide 25 - Quiz

Waar komt de puntkomma?

Het concert is morgen er worden veel mensen verwacht.
A
Na "concert"
B
Na "is"
C
Na "morgen"
D
Na "veel"

Slide 26 - Quiz

Waar komt de puntkomma?

Zij heeft een nieuw kapsel het staat haar heel goed.
A
Na "kapsel"
B
Na "het"
C
Na "haar"
D
Na "heel"

Slide 27 - Quiz

Na welke woorden komen puntkomma's ? (en waar de punt?)
De nieuwsuitzending verloopt zo:
eerst vertelt de nieuwslezer de belangrijkste punten uit het nieuws
dan vertelt hij alle nieuwsberichten
als laatste vertelt de weerman wat het weer wordt

Slide 28 - Question ouverte

Wat heb jij vandaag geleerd?

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Aan het werk
TAAL
Blok 7, week 2 - Les 9

  1. Opgave 2
  2. Opgave 3
  3. Plussen

Slide 31 - Diapositive