cours du 30 nov

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

le 2 décembre

o

programme

- La fête ce soir

   - moi je VAIS faire ...

   - futur

   - Et toi, qu'est-ce que tu vas faire?

- Monsieur/Madame dit > répéter les mots

- Mets les mots en ordre

   - Comment faire une phrase française

   - exercices

La fête ce soir

Tu vas aller à la fête ce soir  ? OUI, je vais aller à...

Qu'est-ce que tu vas porter ce soir?

À quelle heure tu vas arriver à la fête?

Avec qui est-ce que tu vas fêter?

Où est-ce que tu vas te préparer avant la fête?

Comment est-ce que tu vas à la fête? (en vélo, à pied, en voiture)

Quand est-ce que tu vas retourner à la maison?

Madame/Monsieur dit ...

- utilise un stylo

- porte une chaise

- lève la tête/une table

- mets ton stylo à côté de ton livre

- montre une image

- dors sur la table

- regarde le ciel

- parle avec beaucoup d'expression

- marche lentement 

- fais une tour avec des feuilles de papier

- mange une gomme

- frappe quelqu'un

- saute/cours/danse/...

regarde le cahier > ordre des phrases

o

woordvolgorde in Frans

1. Waar staat de tijdsbepaling (b.v. aujourd'hui)

1. helemaal voor of achter
2. helemaal achteraan
3. helemaal vooraan
4. achter de persoonsvorm

2. Waar staat de plaatsbepaling
(b.v. à la maison)

1. helemaal voor of achter
2. helemaal achteraan
3. helemaal vooraan
4. achter de persoonsvorm

3. Waar staat het 2e ww (bijv. je vais PORTER of vous avez TROUVÉ)?

1. Na het lijdend vw (zoals in het NL)
2. helemaal achteraan
3. Die mag bijna overal gezet worden
4. alle ww staan achter elkaar

4. Hoe zet je de ontkenning neer (ne ... pas of ne... plus)

1. NE vóór alle werkwoorden, PAS erachter
2. NE vóór 2e ww, PAS erachter
3. NE vóór persoonsvorm, PAS erachter
4. NE vóór lijdend vw, PAS erachter

5. Hoe maak je een vraagzin ZONDER vraagwoord?

1. Gewone zinsvolgorde met "est-ce que" ervoor
2. Gewone zinsvolgorde met "est-ce que" vóór pv
3. "est-ce que" voor zin en pv en onderwerp omdraaien

6. Hoe maak je een vraagzin mét vraagwoord

1. vraagwoord - gewone zin - est-ce que
2. est-ce que - vraagwoord - gewone zin
3. est-ce-que - gewone zin - vraagwoord
4. vraagwoord - est-ce que - gewone zin

les devoirs

- Fais p. 52 (10-12) & 53 (1-12)

- lees de woordjes van section F door en onderstreep/markeer alle woorden die je nog niet kent.

le 24 novembre

o