oefenles 6.2 / 6.3 / 6.4

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

oefenles 6.2

iets dat geluid maakt noemen we een:

1. muziekinstrument
2. luidspreker
3. geluidsfragment
4. geluidsbron

het geluid bij een gitaar wordt versterkt door

1. de snaren
2. de klankkast
3. een microfoon

als je de lengte van een snaar verandert verandert ook:

1. de noot
2. de klankkast
3. de hoogte
4. het liedje

welke snaarinstrumenten maken LAGE tonen

1. met dikke snaren
2. met lange snaren
3. met dikke OF lange snaren

de trillingstijd is:

1. ongeveer 4 seconden
2. de tijd waarin een snaar één volledige trilling maakt
3. altijd even lang

hoe vaak een snaar trilt per seconde noemen we

1. de trillingstijd
2. de toon
3. de frequentie

wat is het symbool voor frequentie?

1. e
2. f
3. g
4. F

de eenheid die bij de frequentie hoort is

1. seconde
2. hertz (Hz)
3. hertz (hZ)

een snaar die 10 keer in één seconde trilt heeft een frequentie van

1. 100 Hz
2. 1 Hz
3. 10 Hz

een snaar trilt 60 keer per seconde
hoe groot is de trillingstijd van deze trilling?

1. 60 : 1 = 60 sec
2. 1: 60 = 0,02 sec

een snaar trilt 600 keer heen en weer in 60 seconden. Hoe hoog is de frequentie?
laat zien hoe je het antwoord berekent.

geluid heeft een tussenstof nodig om van de geluidsbron bij de ontvanger te komen

1. waar
2. niet waar

geluid heeft tijd nodig om zich te verplaatsen, hoe snel hangt af van de tussenstof

1. waar
2. niet waar

welke zijn tussenstoffen?

1. water, lucht, ijzer
2. beton, zeewater,gas
3. koper, beton, lucht
4. alcohol, ijzer , stroom

als er GEEN lucht is kan geluid zich ook niet verplaatsen

1. waar
2. niet waar

afstand = snelheid x tijd
met symbolen schrijf je dan

1. v = s x t
2. s = v x t
3. t = s x v

oefenles 6.3

een geluidsbron is

1. altijd hard
2. een trillend voorwerp wat geluid voortbrengt
3. hetzelfde als een echo

Het geluid gaat van de geluidsbron naar de ontvanger door de :

1. lucht
2. muur
3. tussenstof

zonder tussenstof kan het geluid zich niet verplaatsen

1. waar
2. niet waar

de geluidssnelheid hangt af
van de soort stof waar het
geluid door heen gaat.

1. waar
2. soms
3. niet waar

afstand = snelheid x tijd

in een formule is dat:

1. s + t = v
2. s = v x t
3. tv = v + t

een klankkast

1. is een antieke kast
2. is onderdeel van een elektrische gitaar
3. versterkt het geluid
4. is hetzelfde als een versterker

bij een echo worden de geluidstrillingen van een geluidsbron teruggekaatst naar de geluidsbron

1. waar
2. niet waar

met een echolood kun je

1. de snelheid van het geluid bepalen
2. horen of het onweert
3. diepte van het water bepalen en voorwerpen opsporen

met frequentie bedoelen we:

1. de hoogte van een toon
2. het aantal trillingen per seconde
3. mooie muziek
4. gehoorschade

Hz betekent

1. hard zat
2. heel zacht
3. Hertz
4. geluid

het gehoorbereik, ofwel
frequentiebereid van de mens
ligt tussen de :

1. 200 Hz en 1000 Hz
2. 200 Hz en 20.000 Hz
3. 500 Hz en 5.000 Hz
4. 20 Hz en 20.000 Hz

gehoorschade loop je op door

1. oersaaie muziek
2. valse noten
3. langdurige harde muziek of geluid
4. te lage tonen

geluidssterkte geeft aan:

1. hoe hoog een geluid is
2. hoe hard een geluid is
3. of er lang geluid is

ouderen horen ook nog wel
hoge frequenties

1. niet waar
2. waar

de geluidssterkte druk je uit in:

1. frequentie
2. Hertz
3. decibel dB
4. decibel Db

de geluidssterkte meet je met een:

1. microfoon
2. echolood
3. decibelmeter
4. versterker

gehoorschade noemen we ook wel:

1. decibeloverlast
2. slechthorendheid
3. frequentie
4. lawaaidoofheid

oefenles 6.4 

wat heeft geluid nodig om van de geluidsbron bij de ontvanger te komen?

1. lucht
2. tussenstof
3. trillingen

de geluidssnelheid hangt af van de soort tussenstof

1. waar
2. niet waar

geluid gaat niet door het luchtledige ( wanneer er geen lucht is)

1. waar
2. niet waar

onweer.......
je hoort de donder na 6 seconden
hoe groot is de afstand tot het onweer?
( ongeveer)

1. 6 x 1 = 6 km
2. 6 : 3 = 2 km
3. 6 x 3 = 18 km

met de formule
afstand = snelheid x tijd

1. kun je de afstand tot het onweer uitrekenen
2. kun je zien hoe snel de bliksem gaat
3. kun je helemaal niks...

afstand = snelheid x tijd
dat schrijf je met symbolen :

1. v = s x t
2. s = v x t
3. s = v : t

met een echolood

1. kijk je of iets recht is
2. meet je de diepte van het water
3. kun je de echo beter horen
4. kun je voorwerpen opsporen

het echolood werkt

1. met een flink gewicht
2. met geluidsbliepjes
3. alleen op een boot
4. niet als er ijs ligt