oefenles 6.2 en 6.3

geluid heeft een tussenstof nodig om van de geluidsbron bij de ontvanger te komen
A
waar
B
niet waar
1 / 35
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

geluid heeft een tussenstof nodig om van de geluidsbron bij de ontvanger te komen
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quiz

oefenles 6.2

Slide 2 - Diapositive

iets dat geluid maakt noemen we een:
A
muziekinstrument
B
luidspreker
C
geluidsfragment
D
geluidsbron

Slide 3 - Quiz

het geluid bij een gitaar wordt versterkt door
A
de snaren
B
de klankkast
C
een microfoon

Slide 4 - Quiz

als je de lengte van een snaar verandert, verandert ook:
A
de noot
B
de klankkast
C
de hoogte
D
het liedje

Slide 5 - Quiz

welke snaarinstrumenten maken LAGE tonen?
snaarinstrumenten:
A
met dikke snaren
B
met lange snaren
C
met dikke OF lange snaren

Slide 6 - Quiz

de trillingstijd is:
A
ongeveer 4 seconden
B
de tijd waarin een snaar één volledige trilling maakt
C
altijd even lang

Slide 7 - Quiz

hoe vaak een snaar trilt per seconde noemen we
A
de trillingstijd
B
de toon
C
de frequentie

Slide 8 - Quiz

wat is het symbool voor frequentie?
A
e
B
f
C
g
D
F

Slide 9 - Quiz

de eenheid die bij de frequentie hoort is
A
seconde
B
hertz (Hz)
C
hertz (hZ)

Slide 10 - Quiz

een snaar die 10 keer in één seconde trilt heeft een frequentie van
A
100 Hz
B
1 Hz
C
10 Hz

Slide 11 - Quiz

een snaar trilt 60 keer per seconde
hoe groot is de trillingstijd van deze trilling?
A
60 : 1 = 60 sec
B
1: 60 = 0,02 sec

Slide 12 - Quiz

een snaar trilt 600 keer heen en weer in 60 seconden. Hoe hoog is de frequentie?
laat zien hoe je het antwoord berekent.

Slide 13 - Question ouverte

welke zijn tussenstoffen?
A
water, lucht, ijzer
B
beton, zeewater,gas
C
koper, beton, lucht
D
alcohol, ijzer , stroom

Slide 14 - Quiz

als er GEEN lucht is kan geluid zich ook niet verplaatsen
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

afstand = snelheid x tijd
met symbolen schrijf je dan

A
v = s x t
B
s = v x t
C
t = s x v

Slide 16 - Quiz

oefenles 6.3

Slide 17 - Diapositive

een geluidsbron is
A
altijd hard
B
een trillend voorwerp wat geluid voortbrengt
C
hetzelfde als een echo

Slide 18 - Quiz


Het geluid gaat van de geluidsbron naar de ontvanger door de :
A
lucht
B
muur
C
tussenstof

Slide 19 - Quiz

zonder tussenstof kan het geluid zich niet verplaatsen
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

de geluidssnelheid hangt af
van de soort stof waar het
geluid door heen gaat.
A
waar
B
soms
C
niet waar

Slide 21 - Quiz

afstand = snelheid x tijd

in een formule is dat:
A
s + t = v
B
s = v x t
C
tv = v + t

Slide 22 - Quiz

een klankkast
A
is een antieke kast
B
is onderdeel van een elektrische gitaar
C
versterkt het geluid
D
is hetzelfde als een versterker

Slide 23 - Quiz

bij een echo worden de geluidstrillingen van een geluidsbron teruggekaatst naar de geluidsbron
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

met een echolood kun je
A
de snelheid van het geluid bepalen
B
horen of het onweert
C
diepte van het water bepalen en voorwerpen opsporen

Slide 25 - Quiz

met frequentie bedoelen we:
A
de hoogte van een toon
B
het aantal trillingen per seconde
C
mooie muziek
D
gehoorschade

Slide 26 - Quiz

Hz betekent
A
Hard zat
B
Heel zacht
C
Hertz
D
Geluid

Slide 27 - Quiz

het gehoorbereik, ofwel
frequentiebereik van de mens
ligt tussen de :
A
200 Hz en 1000 Hz
B
200 Hz en 20.000 Hz
C
500 Hz en 5.000 Hz
D
20 Hz en 20.000 Hz

Slide 28 - Quiz

gehoorschade loop je op door
A
oersaaie muziek
B
valse noten
C
langdurige harde muziek of geluid
D
te lage tonen

Slide 29 - Quiz

geluidssterkte geeft aan:
A
hoe hoog een geluid is
B
hoe hard een geluid is
C
of er lang geluid is

Slide 30 - Quiz

de geluidssterkte druk je uit in:
A
frequentie
B
Hertz
C
decibel dB
D
decibel Db

Slide 31 - Quiz

ouderen horen ook nog wel
hoge frequenties
A
niet waar
B
waar

Slide 32 - Quiz

de geluidssterkte meet je met een:
A
microfoon
B
echolood
C
decibelmeter
D
versterker

Slide 33 - Quiz

gehoorschade noemen we ook wel:
A
decibeloverlast
B
slechthorendheid
C
frequentie
D
lawaaidoofheid

Slide 34 - Quiz

geluid heeft tijd nodig om zich te verplaatsen, hoe snel hangt af van de tussenstof
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quiz