Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Chapitre 3: Planète collège
Slide 1 - Diapositive
Programme d'aujourd'hui (quelle est la date?)
Werkwoord être
Spreken
Uitleg Tâche finale
Les devoirs
Slide 2 - Diapositive
2.Le verbe être (=werkwoord zijn)
Onregelmatig, dus net als AVOIR(=hebben) moet je het uit je hoofd leren
être, net als avoir, zijn belangrijke werkwoorden omdat je ze nodig hebt om iets in de verleden tijd te kunnen vertellen
Slide 3 - Diapositive
Tekst
Ik ben
zij zijn
zij is
jullie zijn
jij bent
vous êtes
elle est
je suis
tu es
elles sont
Slide 4 - Question de remorquage
Vrai ou faux? ON EST betekent wij zijn
Slide 5 - Question ouverte
Vrai ou faux? TU AS betekent JIJ BENT
Slide 6 - Question ouverte
WIJ ZIJN .... vertaal je zo in het Frans
A
nous avons
B
nous sommes
C
nous avont
D
nous somes
Slide 7 - Quiz
Le verbe être (=werkwoord zijn) bz.112
Slide 8 - Diapositive
2. Parler (=spreken)
Kijk naar opdr 13c bz.110 : luister naar je docent en zeg na!
In duo's voer een gesprek: leerling A vraagt 1/in welke klas je zit 2/welke vakken je hebt op vrijdag 3/hoe laat de pauze is en 4/hoe laat het nu is. Leerling B beantwoordt. Daarna wisselen jullie van rol.
Slide 9 - Diapositive
3. Tâche francofolies
Opdracht: jullie maken een filmpje in duo's. Leerling A is de interviewer/journalist, leerling B speelt de rol van een leerling uit een Franstalige land.
Instructies: onder Teams/Opdrachten/Tâche Francofolies