hv 2 Grammaire Chapitre 1

Le passé composé (v.t.t.) Ch. 1 Grammaire C


De passé composé (de v.t.t.) bestaat uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord
bijv:
J'ai fait du camping of Elle est allée en France
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Le passé composé (v.t.t.) Ch. 1 Grammaire C


De passé composé (de v.t.t.) bestaat uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord
bijv:
J'ai fait du camping of Elle est allée en France

Slide 1 - Diapositive

De passé composé gebruik ik om ...
A
iets over het verleden te vertellen
B
iets over de toekomst te vertellen

Slide 2 - Quiz

Welke twee werkwoorden kun je gebruiken voor het hulpwerkwoord van de passé composé?
A
avoir en aller
B
avoir en être
C
aller en être

Slide 3 - Quiz

Als het hulpwerkwoord een vorm is van avoir, verandert de uitgang van het voltooid deelwoord niet.

Als het hulpwerkwoord een vorm is van être, kan de uitgang van het voltooid deelwoord veranderen.

Slide 4 - Diapositive

Als het hulpwerkwoord een vorm van être is, kijk je naar het onderwerp om te weten wat de uitgang van het voltooid deelwoord is.
A
Vrai
B
Faux

Slide 5 - Quiz

Nu jullie!
Vrai ou faux?
Il est allé
A
vrai
B
faux

Slide 6 - Quiz

Nous sommes tombé.
A
vrai
B
faux

Slide 7 - Quiz

Ils ont rencontrés.
A
vrai
B
faux

Slide 8 - Quiz

Elle est rentrée.
A
vrai
B
faux

Slide 9 - Quiz

Elles ont regardé.
A
vrai
B
faux

Slide 10 - Quiz

Nu zelf!
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé.
Elle (écouter)

Slide 11 - Question ouverte

Susan dit: "Je (aller)."
Zet het werkwoord aller in de passé composé

Slide 12 - Question ouverte

QUESTIONS??

Slide 13 - Diapositive