Reageren (hst14)

Hst 14:  Reageren
Ogen
Zenuwstelsel
Hormonen
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Hst 14:  Reageren
Ogen
Zenuwstelsel
Hormonen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Pupil en iris
Je pupil is een opening.

In de iris zitten kringspieren en lengtespieren.

Pigment achter netvlies helpen tegen overbelichting.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Binas 87C

Slide 5 - Diapositive

Werking oog

Slide 6 - Diapositive

Functie oog
Je oog probeert scherp beeld op netvlies te krijgen.

Lens kan zich aanpassen: bol naar plat.

Dit gebeurt door lensbandjes.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Een vrouw zit bij kaarslicht een boek te lezen. Welke spieren van lens en van de pupil zijn samengetrokken?
A
lens: kringspieren; pupil: kringspieren
B
lens: lengtespieren; pupil: kringspieren
C
lens: kringspieren; pupil: lengtespieren
D
lens: lengtespieren; pupil: lengtespieren

Slide 9 - Quiz

Netvlies
Op het netvlies liggen 2 soorten zintuigcellen.

1. De staafjes
2. De kegeltjes 

Slide 10 - Diapositive

verdeling staafjes en kegeltjes

Slide 11 - Diapositive

De drie soorten kegeltjes zorgen voor kleur

Slide 12 - Diapositive

Hiernaast is een deel van een netjesvlies weergegeven. Van welke kant valt het licht op het netvlies?
A
Van boven en raakt eerst staafjes en kegeltjes
B
Van onder en raakt eerst gevoelszenuwcellen
C
Van links
D
Van rechts

Slide 13 - Quiz

Zenuwstelsel

Slide 14 - Diapositive

Anatomie

Slide 15 - Diapositive

grote hersenen
in de hersenschors zitten de zenuw cellichamen (grijs)

primaire gebieden: daar komt de informatie binnen
secundaire gebieden: daar wordt de informatie verwerkt

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Functie

Slide 18 - Diapositive

BINAS
88L

overzicht van het autonome zenuwstelsel:

orthosympatisch en parasympatisch

Slide 19 - Diapositive

Orthosym- patisch deel
Parasym- patisch deel
Vertering
Vechten of vluchten
Sport
Slapen
Uitscheiding (plassen)
Actief tijdens horrorfilms
Voortplanting

Slide 20 - Question de remorquage

Hormonen

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Hoe noemen we het als bij de regelkring iets wat te veel is omgebogen wordt naar iets minder?

Slide 23 - Question ouverte

Regelkring
Normwaarde
Sensor (zintuig)
Controlecentrum (CZS)
Effector (spier-hormoonklier)
Terugkoppeling

Regelkring BINAS: 85D/87B

Slide 24 - Diapositive

Regeling
Reageren via:
Hormoonstelsel:
  • langzame
  • geleidelijke processen
  • via bloed(stelsel)
Zenuwstelsel:
  • snelle
  • korte
  • specifieke processen
  • via zenuw(stelsel)

Slide 25 - Diapositive

Hormonen
Hormonen zijn:
  • Signaalmoleculen
  • Endocriene klieren
  • Hormoonreceptoren op doelwitorganen
  • Hormoonconcentratie / hormoonspiegel

Slide 26 - Diapositive

Hormonen
Hormonen worden gemaakt in hormoonklieren.

Alle hormonen met hormoonklier staan in BINAS 89A/C.

Slide 27 - Diapositive

Regelkring insuline/glucagon

Slide 28 - Diapositive

Regelkring insuline/glucagon
1. Stijgende bloedsuiker
2. productie insuline
3. reactie door doelwitorganen
4. terugkoppeling

4a. Nog meer insuline
4b. Stop productie insuline

Slide 29 - Diapositive

Regelkring - Thyroxine

Slide 30 - Diapositive

Regelkring - Thyroxine
Regeling groei/stofwisseling:
alle lichaamsdelen moeten meedoen
Schildkier kan Thyroxine maken.

Hypothalamus geeft opdracht.

Hypofyse is een tussenstap

Slide 31 - Diapositive

Regelkring - Thyroxine
1. hypothalamus (regelcentrum)
2. productie TRH
3. TRH stimuleert hypofyse
4. productie TSH
5a. TSH stimuleert schildklier
6. schildklier maakt Thyroxine
7a. Thyroxine veroorzaakt reactie bij doelwitorganen.

(negatieve) Terugkoppeling:
5b en 7b. hormonen remmen opdrachtgever

Slide 32 - Diapositive

Het glucosegehalte van het bloed van Mike stijgt. Thera noemt een paar oorzaken.

1. Mike is geschrokken.

2. Mike heeft een boterham gegeten.

3. Mike is aan het uitrusten na het sporten.

Welke oorzaak kan juist zijn?
A
alleen 1
B
alleen 2
C
2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 33 - Quiz