1.4 Celorganellen

Inleiding in de biologie
1.4 Celorganellen (herhalen)
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Inleiding in de biologie
1.4 Celorganellen (herhalen)

Slide 1 - Diapositive

ORGANEN
CELLEN
WEEFSELS
rode bloedcel
eicel
dijbeenspier
hart
kraakbeenrondom de kop van je dijbeen
botgedeelte van het dijbeen

Slide 2 - Question de remorquage

Welke celorganellen bevat een plantaardige cel wel en
een dierlijke cel niet?

Slide 3 - Carte mentale

Wat hoort bij welke functie? 
Sleep de organellen naar de juiste functie.
Levert energie
Bevat de erfelijke informatie
Maakt eiwitten
vertering binnen de cel
Celkern
Ribosomen
Mitochondriën
Lysosoom

Slide 4 - Question de remorquage

Tomaten die rijp worden veranderen van kleur. Ze veranderen van groen naar uiteindelijk rood (T1)
A
Chloroplasten veranderen in leukoplasten
B
Chloroplasten veranderen in chromoplasten
C
Chromoplasten veranderen in leukoplasten
D
Chromoplasten veranderen in chloroplasten

Slide 5 - Quiz

Hoe heten deze kleine organellen?
A
lysosomen
B
mitochondriën
C
ribosomen
D
DNA

Slide 6 - Quiz

Welk organellen zijn nodig om de verbranding van de spiercel uit te voeren?

Slide 7 - Question ouverte

Kan DNA de celkern verlaten?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

In het speeksel van de mens komt onder andere amylase voor. Het is een eiwit dat door de speekselkliercellen wordt gevormd. In die cellen wordt het opgebouwd, binnen de cel getransporteerd en dan aan de mondholte afgegeven. Dit kost natuurlijk allemaal energie.

Schrijf achtereenvolgens de namen op van de organellen die bij de processen een rol spelen. Zet erbij wat die organellen in deze cel doen.

Slide 9 - Question ouverte

Celkern
Kernlichaampje: hier worden de delen van de ribosomen gemaakt. 

Slide 10 - Diapositive

Endoplasmatisch reticulum en golgisysteem

Slide 11 - Diapositive

Mitochondriën 
Bladgroenkorrel

Slide 12 - Diapositive

Membranen

Slide 13 - Diapositive

Begrippen uit deze les
  • Chromosomen: Lange moleculen DNA
  • Erfelijke eigenschappen: Informatie die de bouw en functie van een cel bepaalt
  • Endoplasmatisch reticulum: Een uitgebreid netwerk van membranen die holten en kanaaltjes vormen dat zich in het cytoplasma bevindt
  • Ruw endoplasmatisch reticulum: Endoplasmatisch reticulum waarbij zich ribosomen op de membranen bevinden  in de cel op te nemen
  • Ribosomen: Kleine bolvormige organellen die eiwitten produceren met behulp van de informatie die is vastgelegd in het DNA

Slide 14 - Diapositive

Begrippen uit deze les
  • Golgisysteem: Opeengestapelde platte membranen in het cytoplasma waarin eiwitten worden bewerkt totdat ze hun definitieve vorm hebben
  • Exocytose: Afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen naar buiten de cel te transporteren
  • Lysosomen: Afgesnoerde blaasjes van het golgisysteem met eiwitten (enzymen) die in de cel blijven; na versmelting met een ander blaasje kunnen de enzymen de eiwitten in dit blaasje verteren
  • Enzymen: Eiwitten die stoffen kunnen afbreken

Slide 15 - Diapositive

Begrippen uit deze les
  • Mitochondriën: Bolvormige organellen met dubbele membranen waarin met behulp van zuurstof energie wordt vrijgemaakt die tijdelijk is opgeslagen in ATP
  • ATP: Moleculen die worden gemaakt in de mitochondriën en de belangrijkste energieleverancier zijn voor processen in de cel
  • Glucose: Een vorm van suiker
  • Fosfolipiden: Een fosfolipidemolecuul is een vetachtige stof
  • Membraaneiwitten: Eiwitten in het celmembraan; spelen vaak een rol bij het transporteren van stoffen in en uit de cel
  • Trilhaar: Een lange zweephaar die een functie kan hebben bij de voortbeweging van een cel of bij de verplaatsing van stoffen langs de cel
  • Endocytose: Het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen
  • Endosoom: Blaasje dat zich afsnoert van het celmembraan

Slide 16 - Diapositive

Begrippen uit deze les
  • Trilhaar: Een lange zweephaar die een functie kan hebben bij de voortbeweging van een cel of bij de verplaatsing van stoffen langs de cel
  • Endocytose: Het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen
  • Endosoom: Blaasje dat zich afsnoert van het celmembraan

Slide 17 - Diapositive