29 nov

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Welkom bij Nederlands!

Pak je boek, schrift & pen.

mobiel & oortjes weg.

Vandaag

• Info
• Proeftoets: quiz!
• Vragen?
• Afsluiting
  

Wat is een deelonderwerp?

1. een onderwerp van een hoofdstuk
2. een onderwerp van een (of meer) alinea's
3. een onderwerp dat in twee delen is gesplitst
4. een onderwerp van de eerste alinea

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?

1. In het midden
2. Meestal aan het begin
3. Altijd aan het einde
4. Die kan overal staan

Wat doe je met globaal lezen?

1. De hele tekst lezen
2. Je leest alleen de titel
3. Je 'scant' belangrijke woorden en zinnen
4. Je bekijkt alleen de plaatjes

Wat is de opbouw van een tekst?

1. Inleiding en kern
2. Inleiding, middenstuk en slot
3. Kern en slot
4. Inleiding en slot

woordsoorten:
Het Nederlandse volk gaat steeds vaker op vakantie in België.
België is:

1. vz
2. ww
3. bn
4. zn

Wat is het onderwerp in deze zin?

Petra ruimt haar kleren op.

1. kleren
2. Petra
3. ruimt
4. haar

Wat is het onderwerp in deze zin?

Deze pet heb ik gekregen.

1. pet
2. Deze
3. heb
4. ik

Wat is het onderwerp in deze zin?

Waarom lachen jullie zo hard?

1. lachen
2. Waarom
3. hard
4. jullie

Waar moeten de zinsdeelstrepen komen te staan in de volgende zin:
De vrienden drinken.

1. De / vrienden / drinken.
2. De vrienden / drinken.
3. De / vrienden drinken.

Zinsdelenstrepen:
Zijn collega gaf die lastige klus aan Maria.

1. Zijn / collega gaf die lastige / klus / aan Maria.
2. Zijn collega / gaf / die lastige klus / aan Maria.
3. Zijn / collega / gaf die lastige klus / aan / Maria.
4. Zijn / collega / gaf / die / lastige / klus aan Maria.

Zinsdeelstrepen:
Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.

1. Zijn broertje maakte / die / lastige / breuken /zonder / fouten.
2. Zijn / broertje / maakte die lastige / breuken zonder / fouten.
3. Zijn broertje / maakte / die / lastige breuken zonder fouten.
4. Zijn broertje / maakte / die lastige breuken / zonder fouten.

Zinsdeelstrepen:
Haar neef verbouwde die oude schuur.

1. Haar neef / verbouwde / die oude schuur.
2. Haar neef / verbouwde / die / oude schuur.
3. Haar / neef / verbouwde die oude schuur.
4. Haar neef / verbouwde / die oude / schuur.

Zinsdeelstrepen:
Onze hond verslond deze lekkere brokken zonder problemen.

1. Onze / hond verslond /deze lekkere / brokken zonder / problemen.
2. Onze hond / verslond / deze lekkere brokken zonder problemen.
3. Onze hond / verslond / deze lekkere brokken / zonder problemen.
4. Onze / hond / verslond / deze / lekkere brokken zonder / problemen.

Spel de persoonsvorm tt:
Ik (branden)........... mezelf aan de kaars

1. brand
2. brandt

Persoonsvorm t.t.:
(Vinden) ... jij het leuk om deze quiz te doen?

1. vindt
2. vind
3. vond
4. vondt

persoonsvorm t.t.:
(Verwonden) ..... je broer zich aan dat mes?

1. verwond
2. verwondt

Zoals elk jaar ... (versieren) ook nu de winkeliersvereniging de straat

Toen de alpinisten boven waren, ... (aanvaarden) zij meteen de terugtocht.

De arrestant loopt ... (schreeuwen) naast de politie.

Toen de speler aan de zijlijn stond, ... (verbinden) de ehbo'er de wond.

Er wordt ... (vrezen) dat bij de treinramp nog meer gewonden zijn.

Deze musical is ... (vertalen) in het Nederlands.

Het ... (plaatsen) artikel over De Viking, zorgde voor ophef in Deventer

Waarom ... (kruiden) de nieuwe shoarmazaak zijn vlees niet?

De leerlingen hebben ontzettend ... (boffen) met hun nieuwe rooster.

De kampioensploeg sprong op en ... (dansen) op het bordes.

Het ... (verslaan) team rende snel naar de kleedkamer.

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over voetbal?

1. De verzorging van een konijn
2. Het tenue
3. Kruidentuin
4. Koffiebonen

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?

1. De dierenwinkel
2. De geschiedenis van voetbal
3. Pauzes in de aula
4. Zakgeld

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?

1. Gezelschapsspellen
2. Verkiezingen
3. Vakantiereizen
4. De woestijn

Een hoofdgedachte is

1. het onderwerp
2. de titel
3. het belangrijkste in 1 zin

Samenstelling of afleiding?
industriëlen

1. samenstelling
2. afleiding

Wat zijn synoniemen?

1. Woorden met meerdere betekenissen.
2. Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
3. Woorden met maar één betekenis.
4. Tegengestelde woorden.

Wat is een voorbeeld van synoniemen?

1. groot en groter
2. viool en trompet
3. stuk en kapot
4. dag en nacht

Synoniem voor crimineel is

1. onaardig
2. misdadig
3. agressief
4. enthousiast

Wat betekent
interpreteren

1. goed kijken
2. advies of informatie opzoeken
3. uitleg geven
4. opvatten

Wat betekent
observeren

1. goed kijken
2. advies of informatie opzoeken
3. uitleg geven
4. opvatten

Wat betekent
toelichten

1. goed kijken
2. advies of informatie opzoeken
3. uitleg geven
4. opvatten

Wat betekent
raadplegen

1. goed kijken
2. advies of informatie opzoeken
3. uitleg geven
4. opvatten

• 
  

ZS

• Je werkt voor jezelf en in stilte.
• Je weet wat je moet doen.

Je maakt je gekozen opdracht.

Klaar? Je kunt nakijken!

Ook klaar? Kies een nieuwe opdracht.

Huiswerk: Leren voor toets Over taal.

Vandaag

• Info
• Uitleg
• ZS
• ZF
• Afsluiting

Over taal blok 1 en 2

- Je weet wat synoniemen en antoniemen zijn en je kunt ze herkennen. 

- Je weet wat figuurlijk en letterlijk taalgebruik is.

- Je weet wat pictogrammen zijn.

Afsluiting

Succes met leren voor de toets!!