Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
NIET AANBIEDEN Week 29 Het examen Schrijven + Formuleren 4.3 Verwijzen + 4.6 Dubbelop en door elkaar
1 / 24
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
24 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Formuleren 4.3
Verwijswoorden
Wat weet je al?
Hierna volgt een kort filmpje met
een korte uitleg
.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Even oefenen......
met verwijswoorden
Slide 8 - Diapositive
Waar verwijst het verwijswoord naar?
Rafiq staat om vijf uur op, want HIJ moet gaan werken.
A
Rafiq
B
vijf uur
C
want
D
werken
Slide 9 - Quiz
Dat ziekenhuis wil graag uitbreiden, maar ZE hebben daar niet genoeg geld voor.
Is het verwijswoord 'ze' goed gebruikt?
A
JA
B
NEE
Slide 10 - Quiz
GOED:
Dat ziekenhuis wil graag uitbreiden, maar HET heeft daar niet genoeg geld voor.
Slide 11 - Diapositive
Waar verwijst het verwijswoord naar?
Dat is de jongen DIE mij geld heeft geleend.
A
Dat
B
de jongen
C
mij
D
geld
Slide 12 - Quiz
Het TCR bouwt een nieuwe vestiging, omdat ZE steeds meer studenten krijgt.
Is het verwijswoord 'ze' goed gebruikt?
A
JA
B
NEE
Slide 13 - Quiz
GOED:
Het TCR bouwt een nieuwe vestiging, omdat HET steeds meer studenten krijgt.
Slide 14 - Diapositive
Waar verwijst het verwijswoord naar?
Het bedrijf is erg betrokken bij ZIJN medewerkers.
A
Het bedrijf
B
betrokken
C
medewerkers
Slide 15 - Quiz
Waar verwijst het verwijswoord naar?
De gemeente heeft een informatieve brief naar HAAR bewoners gestuurd.
A
de gemeente
B
een informatieve brief
C
bewoners
Slide 16 - Quiz
Kies het juiste verwijswoord:
Het volleybalteam is de eerste in de competitie geworden, omdat ........ alle wedstrijden heeft gewonnen.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun
Slide 17 - Quiz
Kies het juiste verwijswoord:
De vakbond heeft een demonstratie georganiseerd, want ..... is het niet eens met de plannen van de overheid.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun
Slide 18 - Quiz
Is dit verwijswoord is goed gebruikt?
Ik raad u aan een vaste trekhaak te nemen. HIERBIJ is ook de afneembare trekhaak niet meer op voorraad.
A
JA
B
NEE
Slide 19 - Quiz
Is dit verwijswoord is goed gebruikt?
Vaste trekhaken zijn over het algemeen goedkoper dan afneembare systemen. Deze maakt ze aantrekkelijker voor mensen die .....
A
JA
B
NEE
Slide 20 - Quiz
Zij, hun en hen. Wanneer gebruik je 'zij'?
A
Als het om een bezit gaat.
B
Bij een voorzetsel.
C
Als het om personen gaat.
Slide 21 - Quiz
Zij, hun of hen? Dat is [zij]/[hun]/[hen] tas.
A
zij
B
hun
C
hen
Slide 22 - Quiz
Zij, hun of hen? De docenten geven aan [zij]/[hun]/[hen] het diploma.
A
zij
B
hun
C
hen
Slide 23 - Quiz
Week 29 Formuleren 4.3 Verwijzen + 4.6 Dubbelop en door elkaar
Slide 24 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Schrijven: Thema Nepnieuws & Bronnenonderzoek (2) - Formuleren 4.3 Verwijzen
Février 2024
- Leçon avec
26 diapositives
Maandag 11.15 uur: Formuleren 1.2 Verwijswoorden
Février 2024
- Leçon avec
28 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
TAALVERZORGING 5 / formuleren
il y a 29 jours
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
TAALVERZORGING 5 / formuleren
Décembre 2024
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
MBO
TAALVERZORGING 5 / formuleren
il y a 25 jours
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
TAALVERZORGING 5 / formuleren
il y a 25 jours
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
MBO
P1_10_Formuleren_2hhdubbelop
Septembre 2023
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Taalverzorging formuleren
il y a 1 jour
- Leçon avec
42 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2