Toets H3 De Tweede Wereldoorlog klas 3v

Welk aanval past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad
1 / 33
suivant
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welk aanval past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 1 - Quiz

Wat hield het Molotov-Ribbentrop-pact in? Leg het goed uit!

Slide 2 - Question ouverte

Noem een oorzaak hoe Hitler aan de macht kon komen.
Noem daarna een passend gevolg van jouw beschreven oorzaak.

Slide 3 - Question ouverte

Sleep de namen van de leiders en de vlaggen van landen waar ze vandaan komen naar de juiste persoon in de foto.
Churchill
Stalin
Roosevelt

Slide 4 - Question de remorquage

➤Combineer de onderstaande zinnen met het juiste land, door ze naar de vlaggen op de kaart te slepen.






Land dat werd veroverd tijdens de Blitzkrieg van mei 1940.
Dit land is nooit door de Duitsers veroverd. Dat kwam onder andere doordat de piloten van dit land zo dapper vochten.
De aanval op dit land werd door Duitsland Operatie Barbarossa genoemd.
Hier vielen de geallieerden op 6 juni 1944 aan.

Slide 5 - Question de remorquage

Boven de tijdbalk staan verschillende data uit het jaar 1940. 
➤Sleep bij de volgende gebeurtenissen naar de juiste dag.






Nederland geeft zich over.
Rotterdam wordt gebombardeerd.
Duitsland valt Nederland aan.

Slide 6 - Question de remorquage


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen, Nederland en de Sovjetunie.

➤In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?




A
Polen –> Frankrijk -> Nederland -> Sovjetunie
B
Nederland -> Frankrijk – >Sovjetunie –> Polen
C
Polen –> Nederland -> Frankrijk –> Sovjetunie
D
Polen –> Nederland -> Sovjetunie –> Frankrijk

Slide 7 - Quiz


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

➤Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 8 - Quiz



De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.

➤Wat is de juiste volgorde?







A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en ten slotte 3.

Slide 9 - Quiz


➤Op de afbeelding wordt met pictogrammen een gebeurtenis 
uit de Tweede Wereldoorlog uitgebeeld.

Welke historische gebeurtenis zie je hier?

Slide 10 - Question ouverte

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
censuur
B
collaboratie
C
deportatie
D
gelijkschakeling

Slide 11 - Quiz

A De Nederlandse pers werd gecensureerd.
B De Duitsers organiseerden razzia’s in Nederland.
C Nederlanders gingen steeds vaker in verzet.
D Nederland werd bezet door de Duitsers.

1 Feit A is een directe / indirecte oorzaak van feit C.
2 Feit A is een gevolg op korte / lange termijn van feit D.
3 Feit C is een gevolg op korte / lange termijn van feit D.
A
1. indirecte, 2. korte, 3. langere
B
1. directe, 2. korte, 3. langere
C
1. indirecte, 2. langere, 3. langere.
D
indirecte, 2. langere, 3. korte

Slide 12 - Quiz

Welke conclusie kun je trekken uit de bron?

De tekenaar vond dat....
A
de Tweede Wereldoorlog de schuld was van Hitler.
B
de Tweede Wereldoorlog onvermijdelijk was.
C
Hitlers daden in strijd waren met zijn woorden.
D
vrede met geweld afgedwongen moest worden.

Slide 13 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
censuur
B
propaganda
C
onderdrukking
D
gelijkschakeling

Slide 14 - Quiz

'Massale moord op joden tijdens de Tweede Wereldoorlog'

Welk begrip (woord) hoor bij bovenstaande omschrijving?

Slide 15 - Question ouverte

Deze vraag gaat over de Tweede Wereldoorlog buiten Europa. Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste volgorde:
1 De VS gooien de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki.
2 De VS verklaren Japan de oorlog.
3 Japan begint met de verovering van delen van China.
4 Japan capituleert.
5 Japan valt Pearl Harbor aan.
6 Japan verovert Indonesië.
A
3 --> 5 --> 2 --> 6 --> 4 --> 1
B
3 --> 5 --> 2 --> 6 --> 1 --> 4
C
3 --> 2 --> 5 --> 6 --> 1 --> 4
D
6 --> 4 --> 2 --> 3 --> 1 --> 5

Slide 16 - Quiz

Deze opdracht gaat over een historische bron: een foto met bijschrift van de intocht van Adolf Hitler in het Sudetenland.

Over welk onderwerp geeft de bron bruikbare informatie?
A
blitzkrieg
B
Heim ins Reich
C
operatie Barbarossa
D
lebensraum

Slide 17 - Quiz

Deze opdracht gaat over een historische bron: een oproep om te gaan staken die op 25 februari 1941 in Amsterdam werd verspreid.

Lees eerst de bron. Trek je conclusie: Wat was de belangrijkste eis van de initiatiefnemers?

A
dat de lonen en de uitkeringen fors zouden worden verhoogd
B
dat de (socialistische) NVV niet gelijkgeschakeld zou worden
C
dat de terreur tegen de joodse bevolking meteen zou stoppen
D
dat NSB-leider Mussert niet de leiding over Nederland zou krijgen

Slide 18 - Quiz

Bekijk de bron.

Welk land wordt bedoeld met bericht 1?

En welk bondgenootschap wordt bedoeld met bericht 2?
A
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: As-mogendheden
B
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: Geallieerden
C
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden
D
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden

Slide 19 - Quiz

Na de mobilisatie kreeg de vader te maken met Japanse soldaten.

Op welke kaart staat de aanval van de Japanners waar de vader direct mee te maken kreeg?
A
op geen van de kaarten
B
op kaart 1
C
op kaart 2
D
op kaart 1 en 2

Slide 20 - Quiz

Wie heeft de opdracht gegeven om deze poster te laten maken?

En tegen welk bondgenootschap is de poster gericht?
A
de Duitse bezetter, tegen de As-mogendheden
B
de Duitse bezetter, tegen de Geallieerden
C
het Nederlandse verzet, tegen de As-mogendheden
D
het Nederlandse verzet, tegen de Geallieerden

Slide 21 - Quiz

De schrijver herinnert zich een periode in het westen van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

a. Hoe heet deze periode?
b. Leg uit hoe de spoorwegstaking dit verergerd heeft.

Slide 22 - Question ouverte

De volgende zinnen beschrijven het gedrag van vier Nederlanders tijdens
de Tweede Wereldoorlog:
1 Een man meldt zich aan voor de strijd tegen de Sovjet-Unie.
2 Een politieman geeft leiding bij het oppakken van Joden.
3 Een radio-omroeper deelt mee dat het Nederlandse leger heeft gecapituleerd.
4 Een vrouw wordt verliefd op een Duitse soldaat.

Welke vorm of welke vormen van gedrag zijn voorbeelden van collaboratie?
A
Nummer 1 en 2
B
Nummer 2
C
Nummer 2 en 3
D
Alleen nummer 4

Slide 23 - Quiz

Leg uit waarom de Februaristaking averechts heeft gewerkt.

Slide 24 - Question ouverte

In de bron wordt een begrip beschreven dat past bij de nationaalsocialistische politiek van Duitsland.

Noem dit begrip.

Slide 25 - Question ouverte

Op de foto zie je 'Little Boy' een atoombom die op de Japanse stad Hiroshima is gegooid.

De president van de Verenigde Staten besloot tijdens de Tweede
Wereldoorlog atoombommen in te zetten tegen Japan.
Welk argument had de president voor de inzet van de atoombommen?
A
De Amerikanen dachten dat bij de verovering van Japan veel van hun soldaten zouden sneuvelen.
B
De As-mogendheden hadden een bondgenootschap gesloten met de Sovjet-Unie
C
De Geallieerden wilden voorkomen dat de Sovjet-Unie een atoombom zou inzetten.
D
Japan weigerde zich over te geven aan de As-mogendheden.

Slide 26 - Quiz

Deze opdracht gaat over een historische bron: een Amerikaanse poster uit 1942.

Welke boodschap had de poster in de bron voor de gewone Amerikaanse burger?

A
De Japanse keizer Hirohito is net zo'n onbetrouwbare schurk als de Duitse leider Hitler en de Russische dictator Stalin.
B
Laat iedereen zich inzetten om de productie van onze industrie op te voeren, want alleen zo kunnen we de vijand verslaan.
C
Wees voorzichtig met wat je zegt, want de spionnen van de As-mogendheden houden ons Amerikanen voortdurend in de gaten.
D
Geen van de genoemde boodschappen is juist.

Slide 27 - Quiz

Welke twee kenmerkende aspecten passen het best bij deze bron? Leg je antwoorden uit en verwijs steeds naar de bron.

Slide 28 - Question ouverte

Bekijk de bron.
Beschrijf wat de bron wil vertellen

Slide 29 - Question ouverte

Welke kenmerk van een totalitaire staat zie je terug in deze foto? Licht je antwoord kort toe.

Slide 30 - Question ouverte

Bij welk kenmerkend aspect past deze bron? Leg je antwoord uit en verwijs in je antwoord naar de bron.

Slide 31 - Question ouverte

De eerste maanden viel de bezetting de meeste Nederlanders wel mee, maar vanaf 1941 werd de onderdrukking harder.
Geef voor beide een verklaring.

Slide 32 - Question ouverte

Eind 1938 was er discussie over de appeasement-politiek in Groot-Brittanië.
A. Noem een argument van een voorstander.
B. Noem een argument van een tegenstander.

Slide 33 - Question ouverte