Grammatica: samengestelde zinnen

Welkom 2M
Cursus 5
§4 Samengestelde zin
Voordat we beginnen:
Log in op LessonUp
Pak blz. 204 van je boek erbij.

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2M
Cursus 5
§4 Samengestelde zin
Voordat we beginnen:
Log in op LessonUp
Pak blz. 204 van je boek erbij.

Slide 1 - Diapositive

In elke zin zitten werkwoorden
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.
Een persoonsvorm is een werkwoord
Elke zin heeft een persoonsvorm

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm
Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm
Als je de zin van enkelvoud naar meervoud zet of andersom, dan verandert de persoonsvorm
Als je de zin vragend maakt, komt meestal de persoonsvorm vooraan. 

Slide 3 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de voorbeeldzin:

"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de voorbeeldzin:
"Wat is de persoonsvorm in deze zin?"
A
Wat
B
Deze
C
Persoonsvorm
D
is

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
"Marianne weet wat de persoonsvorm is."
A
Marianne
B
weet
C
persoonsvorm
D
Is

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Samengestelde zin:
Eén persoonsvorm --> enkelvoudige zin
Twee persoonsvormen of meer --> samengestelde zin

Slide 9 - Diapositive

Pak pen en papier!
Schrijf van de volgende zinnen  de persoonsvorm(en) op en schrijf op of de zin een enkelvoudige zin ( of een samengestelde zin is.


Slide 10 - Diapositive

1. Vandaag ben ik blij, want ik heb chocolade.
2. Ga je vanavond voetballen of blijf je liever thuis?
3. Wanneer zou je met je vrienden willen gaan zeilen?
4. Om half één ging het alarm dat om twaalf uur had moeten gaan.
5. Die film vind ik vreselijk saai!


Slide 11 - Diapositive

1. Vandaag ben ik blij, want ik heb chocolade.   S
2. Ga je vanavond voetballen of blijf je liever thuis? s
3. Wanneer zou je met je vrienden willen gaan zeilen? e
4. Om half één ging het alarm dat om twaalf uur had moeten gaan. s

Slide 12 - Diapositive

Opdrachten maken
Maak opdracht 1 en 2
Blz. 204

Slide 13 - Diapositive