HV2 les 4 Grammatica H21 voornaamwoorden vragend, onbepaald, wederkerig, wederkerend incl. filmpjes

Vandaag
10 minuten lezen

Herhaling zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde

Uitleg H21 vragend en onbepaald voornaamwoord

Keuzebord
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
10 minuten lezen

Herhaling zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde

Uitleg H21 vragend en onbepaald voornaamwoord

Keuzebord

Slide 1 - Diapositive

Te behandelen grammatica Kern 
H5 Taalkundig ontleden (zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijke naamwoord, bijwoord, voorzetsel. voornaamwoorden, soorten werkwoorden): afgerond

H6 Redekundig ontleden (persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling): 

H20 Koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde: 

H21 Voornaamwoorden & telwoorden:

H35 Samengestelde zinnen en voegwoorden:

H36 Bijvoeglijke bepaling & bijstelling: 


Slide 2 - Diapositive

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
Je leert hoe je vragende, onbepaalde , wederkerige en wederkerende voornaamwoorden herkent in een zin.  

Slide 4 - Diapositive

Herhaling
Herhaling persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Diapositive

Voornaamwoorden die je al kent: H5
persoonlijk voornaamwoord: ik hij ons hen jij jou u zij wij jullie haar ons 

bezittelijk voornaamwoord: hun mijn haar jouw zijn ons/onze jullie/uw

aanwijzend voornaamwoord: deze die dit dat zulke zo'n

betrekkelijk voornaamwoord: een betrekkelijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een woord of groepje woorden dat eerder genoemd is: 
‘dat’, ‘die’, ‘wat’, ‘wie’, ‘hetgeen’ en ‘welke’. 

Slide 6 - Diapositive

Wederkerig voornaamwoord
Geeft aan dat twee personen een 'wederzijdse handeling' verrichten.

Er bestaan maar drie wederkerige voornaamwoorden: 
elkaar/elkander/mekaar

We zien elkaar vanavond!
Wij moeten met mekaar samenwerken.
Ze zijn aan elkander gewaagd.

Slide 7 - Diapositive

Wederkerend voornaamwoord
Wederkerend betekent dat iets terugkomt. Het komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. 

We kennen in het Nederlands wederkerende werkwoorden. Die beginnen altijd met 'zich', bijvoorbeeld:
  • zich schamen
  • zich verslapen
  • zich ergeren
  • zich vergissen

Het onderwerp van de zin 'keert weer' terug in een andere vorm: Ik schaam me diep. 

Slide 8 - Diapositive

Vervoegen wederkerend voornaamwoord
Alle vormen van zich: je, me, ons en u
Als je wederkerende werkwoorden gaat vervoegen, dan komt er een deel van het werkwoord terug.
Voorbeeld: zich vergissen
  • Ik vergis me
  • Jij vergist je
  • Hij vergist zich
  • Wij vergissen ons
  • U vergist u/zich

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Vragend voornaamwoord
Verwijzen altijd naar dingen of mensen en staan vaak vooraan in een vraagzin.

wie, wiens: verwijzen naar mensen
wat, wat voor, welk(e): verwijzen naar dingen

Wie wil het ijs pakken?
Welke winkel heeft de mooiste kleren?
Wat voor kleren trek je morgen aan?

Weet jij wie de bal heeft gegooid? Wie heeft de bal gegooid? 


Slide 11 - Diapositive

Onbepaald voornaamwoord
Het is een algemene aanduiding van personen, dieren of dingen. Het verwijst naar iets vaags.
Je kunt niet precies zeggen wat of wie het is. 
iemand, niemand, iets, niets, wat (als je het kan vervangen door 'iets'), ieder(een), alles, andere(n), elk, sommige(n), verschillende, je, men, het, geen, al
Iemand moet het zeggen. 
Ik heb iets te zeggen. 
In die winkel kun je bijna alles kopen.

Het kan zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt worden. 
Sommige mensen lusten dat niet. 
Sommige lusten dat niet. 


Slide 12 - Diapositive

Aan de slag: keuzebord
Nakijken H6 opdr. 1 t/m 5

Vind je de voornaamwoorden lastig? Bekijk dan de filmpjes en maak H21 opdr. 1 t/m 7.

Begrijp je de voornaamwoorden? Maak dan de analyse-opdracht op de volgende dia's. 

Ben je klaar? Maak de verdiepingsopdracht: schrijf zelf een tekst over een onderwerp naar keuze en verwerk en onderstreep hierin alle voornaamwoorden die je hebt geleerd. Denk aan de grammatica, spelling en interpunctie. Gebruik ongeveer 150 woorden. Vraag feedback aan je buur. 

Slide 14 - Diapositive

Opdracht: analyse van voornaamwoorden
Lees de onderstaande tekst aandachtig door. Onderstreep alle voornaamwoorden en benoem per woord om welk soort voornaamwoord het gaat:

Persoonlijk voornaamwoord
Betr. (betrekkelijk) voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord

Slide 15 - Diapositive

Tekst: Social Media, een vloek of een zegen?
Soms vraag je je af: wie gebruikt tegenwoordig géén social media? Iedereen lijkt de hele dag door met zijn telefoon bezig te zijn. Veel jongeren scrollen door video’s, die vaak niet eens interessant zijn. Maar wat maakt social media zo verslavend? Dit is een vraag die wetenschappers al jaren proberen te beantwoorden.

Je merkt misschien dat je automatisch je telefoon pakt zodra je even niets te doen hebt. Je kunt jezelf afvragen of dat gezond is. Sommige mensen proberen bewust minder op hun telefoon te kijken, maar anderen maken zich daar helemaal geen zorgen over. Als mensen zeggen dat ze stoppen met social media, houden ze zich daar vaak niet aan. Elk moment van verveling voelt als een reden om toch weer even te kijken.

Denk jij dat social media goed of slecht is? Wat zou jij veranderen aan jouw gebruik? En als we allemaal minder online zouden zijn, zouden we elkaar dan vaker in het echt zien?


Slide 16 - Diapositive

Antwoorden
Persoonlijk voornaamwoorden (pvw):
je (Soms vraag je je af...)
jij (Denk jij dat social media goed of slecht is?)
we (Zouden we elkaar dan vaker in het echt zien?)

Betrekkelijke voornaamwoorden (betr. vnw):
die (Veel jongeren scrollen door video’s, die vaak niet eens interessant zijn.)
die (Dit is een vraag die wetenschappers al jaren proberen te beantwoorden.)

Slide 17 - Diapositive

Antwoorden
Aanwijzende voornaamwoorden (aanw. vnw):
dit (Dit is een vraag...)
dat (Je kunt jezelf afvragen of dat gezond is.)

Wederkerende voornaamwoorden (wederk. vnw):
jezelf (Je kunt jezelf afvragen...)

Wederkerige voornaamwoorden (wederkerig vnw):
elkaar (Zouden we elkaar dan vaker in het echt zien?)


Slide 18 - Diapositive

Antwoorden
Vragende voornaamwoorden (vrag. vnw):
wie (Wie gebruikt tegenwoordig géén social media?)
wat (Wat zou jij veranderen aan jouw gebruik?)

Onbepaalde voornaamwoorden (onbep. vnw):
sommige (Sommige mensen proberen bewust minder op hun telefoon te kijken...)
anderen (...maar anderen maken zich daar helemaal geen zorgen over.)
elk (Elk moment van verveling voelt als een reden om toch weer even te kijken.)

Slide 19 - Diapositive

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik herken de volgende voornaamwoorden: 
wederkerig, wederkerend, vragend en onbepaald. 

Slide 20 - Diapositive