Objectief of subjectief?

Objectief of subjectief?
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 8 min

Éléments de cette leçon

Objectief of subjectief?

Slide 1 - Diapositive

Objectief


  1. Een feit.
  2. Het is zo!
Subjectief

  1. Mening
  2. De mening kan bij iedere persoon anders zijn

Slide 2 - Diapositive

Het is vandaag een mooie dag.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 3 - Quiz

Vandaag is het woensdag.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 4 - Quiz

Op woensdag start groep 6 met een kringgesprek.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 5 - Quiz

Gisteren was Dewi een beetje te laat, omdat zij zich verslapen had.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 6 - Quiz

De derde klassen Z&W hebben voor Mens en Activiteit een vlindermasker geknutseld.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 7 - Quiz

Op onze school is er ochtendpauze van 10:45-11:00 uur.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 8 - Quiz

Welke zin is subjectief?
a. Onze klas had gisteren pauzedienst.
b. Wij hebben de kantine vlot schoongemaakt.
A
A
B
B

Slide 9 - Quiz

Welke zin is subjectief?
a. Iedereen uit de klas heeft vol goede moed geholpen met de pauzedienst.
b. Mevr. Olde Rikkert begon met het schoonmaken van de tafels.
A
A
B
B

Slide 10 - Quiz

Objectief
Feit
Het is zo!
Je kunt het zien.
Bijvoorbeeld: Maud draagt een bril.

Slide 11 - Diapositive

Subjectief
Mening
Iedereen ervaart het anders.
Vaak bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoorbeeld: een MOOIE trui

Slide 12 - Diapositive

In de fruitspiesjes van Ella zitten oranje tomaten.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 13 - Quiz

De fruitspiesjes van Ella met de oranje tomaten smaakten erg lekker.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 14 - Quiz

De fruitspiesjes van Ella met de oranje tomaten waren met zorg door haar moeder gemaakt.
A
Objectief
B
Subjectief.

Slide 15 - Quiz

Om ongeveer 10:00 uur beginnen wij te oefenen met een rollenspel 'Zorg op maat".
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 16 - Quiz

Objectief of subjectief?
Als peuters wat ouder worden, gaan ze naar de basisschool.

Slide 17 - Question ouverte

Bij de volgende slide schrijf je op welke woorden subjectief zijn.

Slide 18 - Diapositive

Gisteren om ongeveer 17:00 uur liepen er meerdere schapen op de straat.

Slide 19 - Question ouverte