Klas 2: feiten, mening, standpunt & argument

Welkom bij de les Nederlands!
Feit, mening (standpunt) en argument.
Klas 2 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij de les Nederlands!
Feit, mening (standpunt) en argument.
Klas 2 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel

-Ik kan aan het einde van de les uitleggen:
  • Wat een feit is;
  • Wat een mening (standpunt) is; 
  • Wat een argument is;
  • Wat het verschil tussen objectief en subjectief is. 

Slide 2 - Diapositive

Feiten:

- Kun je bewijzen of controleren.
'Die laptop kost bij BCC €450,-.'
- Daarover kun je niet van mening verschillen:
1 + 1 = 2
- Kun je opzoeken.
'Het aantal calorieën in een Snicker is 321.'

Slide 3 - Diapositive

Noteer een feit bij de afbeelding.

Slide 4 - Carte mentale

Mening

- Een mening geeft aan wat iemand vindt van iets. 

 Een ander kan hier heel anders over denken.
'Ik vind het vak Nederlands heel erg leuk!'

- Een mening is een ander woord voor 'standpunt'.

Slide 5 - Diapositive

Noteer een mening bij de afbeelding.

Slide 6 - Carte mentale

Argument
Een mening kun je onderbouwen met argumenten.
  
Een argument geeft aan waarom je een bepaalde mening hebt.
In een tekst vind je argumenten door te zoeken naar signaalwoorden, zoals want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden vind je vaak argumenten die een bepaalde mening onderbouwen. 

'Ik vind het belangrijk om mijn huiswerk goed te maken, want ik wil een goed cijfer halen. 

Slide 7 - Diapositive

Noteer een mening + een argument bij de afbeelding.

Slide 8 - Carte mentale

Objectief

  • Onderzoek
  • Er zijn data verzameld.
  • Feiten (schoolkennis)
  • Onpartijdig


  • Het is te controleren.
Subjectief

  • Mening
  • Een gevoel
  • Een ervaring



  • Niet te controleren.

Slide 9 - Diapositive

Gisteren om 12:00 uur ingebroken bij de buren.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 10 - Quiz

Zij wonen in het mooiste huis van de straat.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 11 - Quiz

Mijn buren waren niet thuis op het moment van de inbraak.

A
feit
B
mening
C
argument

Slide 12 - Quiz

De jongens van de buurt hebben de inbraak waarschijnlijk gepleegd, want zij zijn altijd uit op rottigheid
A
feit met argument
B
mening met argument
C
feit met mening
D
mening met feit

Slide 13 - Quiz

Einde les
Je weet nu: 
- Wat een feit is.
- Wat een mening (standpunt) is.
- Wat een argument is.
- Wat het verschil tussen objectief en subjectief is. 

Geen huiswerk!

Slide 14 - Diapositive