Paragraaf 5.1 Koop jij op de markt?

5.1
Pincode Hoofdstuk 5. Wat levert het op?
  1. Koop jij op de markt?
  2. Wat wordt de prijs?
  3. Belasting op shoppen?
  4. Wat houd je over?
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5.1
Pincode Hoofdstuk 5. Wat levert het op?
  1. Koop jij op de markt?
  2. Wat wordt de prijs?
  3. Belasting op shoppen?
  4. Wat houd je over?

Slide 1 - Diapositive

Soorten markten
Er zijn plaatsen waar handelaren hun goederen
te koop aanbieden. Consumenten komen daar
om iets te kopen. Zo’n markt is bijvoorbeeld
de weekmarkt die je in veel plaatsen hebt.

Een ander soort markt is de woningmarkt. Dat is het totaal van alle woningen die te koop staan en alle mensen die op zoek zijn naar een woning.


Slide 2 - Diapositive

Vraag en aanbod
Op elke markt is er vraag en aanbod van producten:
  • vraag op de markt gaat over alles wat mensen willen kopen
  • aanbod op de markt is alles wat producenten te koop aanbieden

Slide 3 - Diapositive

Marketing
Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen, noem je marketing.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Maakwerk voor de volgende keer



Paragraaf 5.1 Koop jij op de markt?

Slide 6 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van marketing?
A
korting geven op je product
B
je product mooi inpakken
C
7 dagen per week open zijn
D
goede garantie geven

Slide 7 - Quiz

Wie zijn de aanbieders op de woningmarkt?
A
de mensen die een huis willen kopen
B
de mensen die hun huis willen verkopen
C
de mensen een huis gaan bekijken
D
de mensen die hun huis gaan verbouwen

Slide 8 - Quiz

Als jij naar de weekmarkt in Leeuwarden gaat om groente en kaas te gaan kopen, dan ben je een ...
A
vrager
B
aanbieder
C
beiden
D
geen van beiden

Slide 9 - Quiz

Als je een vakantiehuisje huurt in de schoolvakanties is deze duurder dan buiten de schoolvakanties.

Waardoor komt dat?
A
de vraag naar vakantiehuisjes is kleiner in de schoolvakanties
B
het aanbod van vakantiehuisjes is kleiner in de schoolvakantie
C
de vraag naar vakantiehuisjes is groter in de schoolvakanties
D
het aanbod van vakantiehuisjes is groter in de schoolvakanties

Slide 10 - Quiz