NN 1 - Grammatica 4w - Voornaamwoorden

NN 1 - Grammatica 4w - lesdoelen


 Je leert wat een voornaamwoord is.






1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

NN 1 - Grammatica 4w - lesdoelen


 Je leert wat een voornaamwoord is.






Slide 1 - Diapositive

Zinsdelen en Woordsoorten
Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden
in een zin die bij elkaar horen.


Een woordsoort is een categorie waarin je
woorden kunt indelen.



Slide 2 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord 

Wat weten jullie nog van deze woordsoort?

Aanwijzend voornaamwoord [aanw. vnw]

Slide 3 - Diapositive


Een aanwijzend voornaamwoord...
A
wijst een bijvoeglijk naamwoord aan
B
wijst een zelfstandig naamwoord aan
C
wijst een lidwoord aan
D
wijst een werkwoord aan

Slide 4 - Quiz

Een aanwijzend voornaamwoord...
1. wijst een mens, dier, of ding aan:
Deze auto, die jas, hetzelfde huis, zo'n stomme film

2. kan soms alleen staan:
Ik vind deze trui mooier dan die. Vind jij dat ook?

3. dit zijn géén aanwijzende voornaamwoorden:
daar, hier, daarheen etc.


Slide 5 - Diapositive


Wat is het aanwijzend voornaamwoord?

Ik vind deze soep niet zo lekker.
A
niet
B
zo
C
lekker
D
deze

Slide 6 - Quiz


Wat is het aanwijzend voornaamwoord?

Piet stelde echt zo'n stomme vraag.
A
Piet
B
echt
C
zo'n
D
stomme

Slide 7 - Quiz


Wat is het aanwijzend voornaamwoord?

Heb je dit al gezien?
A
dit
B
al
C
je
D
heb

Slide 8 - Quiz

Vragend voornaamwoord 

Wat weten jullie nog van deze woordsoort?

Vragend voornaamwoord [vr. vnw]

Slide 9 - Diapositive


Er zijn 4 vragende voornaamwoorden:
A
wie, waar, wanneer, waarom
B
wie, wat, welk(e), wat voor (een)
C
hoe, hoezo, hoe laat, hoe dan
D
waar, waarom, hoe, wie

Slide 10 - Quiz

Een vragend voornaamwoord...
1. er zijn 4 vragende voornaamwoorden:
Deze auto, die jas, hetzelfde huis, zo'n stomme film

2. kan soms alleen staan:
Ik vind deze trui mooier dan die. Vind jij dat ook?

3. dit zijn géén aanwijzende voornaamwoorden:
daar, hier, daarheen etc.


Slide 11 - Diapositive


Wat is het aanwijzend voornaamwoord?

Ik vind deze soep niet zo lekker.
A
niet
B
zo
C
lekker
D
deze

Slide 12 - Quiz


Wat is het aanwijzend voornaamwoord?

Piet stelde echt zo'n stomme vraag.
A
Piet
B
echt
C
zo'n
D
stomme

Slide 13 - Quiz


Wat is het aanwijzend voornaamwoord?

Heb je dit al gezien?
A
dit
B
al
C
je
D
heb

Slide 14 - Quiz