La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il fait mauvais
Il fait chaud
Il fait froid
Il fait 22 degrés
il fait beau
Slide 9 - Question de remorquage
La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il neige
Il y a du soleil
Il pleut
Il fait -5 degrés
Il y a du vent
Slide 10 - Question de remorquage
Slide 11 - Vidéo
Slide 12 - Diapositive
La météo
Op de volgende dia vind je een kaart van Nederland.
Je bereidt een kort weerbericht voor in het Frans. Je presenteert jouw weerbericht aan een klasgenoot.
Benoem de dag, het weertype (zonnig, regen, etc) en hoeveel graden het wordt.
Slide 13 - Diapositive
Aujourd'hui, c'est le ...
Objectif: Aan het einde van de les heb je de woorden die te maken hebben met vakantie en weer herhaald en kun je een kort gesprek voeren over de vakantie.
Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
- Le vocabulaire A & B - Chapitre 1: Un, deux, splash! - C (phrases-clés et parler)
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
La conversation
Dire bonjour
Les quatre questions de l'exercice 14
La date: C'était quand? - C'était au mois de ...
La durée: Pour combien de temps? Pendant une semaine / du .. au ... (mois/maand)
Dire au revoir
timer
5:00
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Mots/phrases A & B
timer
3:00
Slide 19 - Diapositive
La compétition
Slide 20 - Diapositive
pendant
A
het weer
B
ontdekken
C
tijdens
D
bijna
Slide 21 - Quiz
la liberté
A
het weer
B
de berg
C
het eiland
D
de vrijheid
Slide 22 - Quiz
le/la jeune
A
de jongere
B
de zee
C
het vliegtuig
D
geweldig
Slide 23 - Quiz
De leraren leggen uit
Slide 24 - Question ouverte
Het is warm
Slide 25 - Question ouverte
Je mag je boek gebruiken: De eerste vakantiedag
timer
3:00
Slide 26 - Question ouverte
Je mag je boek gebruiken: Ik ben in Parijs geweest met mijn ouders