Quiz 1.1 t/m 1.4

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

QUIZ 1.1 t/m 1.4
Bevolking
PW 1.1 - 1.4
Klaar ervoor?

Slide 2 - Diapositive

Wat is de formule voor het berekenen van de bevolkingsdichtheid?
A
Aantal inwoners ÷ oppervlakte
B
Aantal inwoners ÷ aantal geboortes
C
Oppervlakte ÷ aantal inwoners
D
Aantal sterfgevallen ÷ aantal geboortes

Slide 3 - Quiz

Hoe zou je de bevolkingsspreiding van Nederland omschrijven?
A
Zeer dichtbevolkt in het zuiden
B
Gelijkmatig over het hele land verspreid
C
Dichtbevolkt in de Randstad, dunbevolkt in andere delen
D
Dichtbevolkt in het oosten en noorden

Slide 4 - Quiz

Welke natuurlijke factor beïnvloedt de bevolkingsdichtheid?
A
Ligging aan een rivier
B
Beschikbaarheid van technologie
C
Politieke stabiliteit
D
Bevolkingsgroei

Slide 5 - Quiz

Wat is een menselijke factor die de bevolkingsdichtheid van een gebied kan verhogen?
A
Hoogte van het gebied
B
Klimaatverandering
C
Ontwikkeling van infrastructuur
D
Gebrek aan grondstoffen

Slide 6 - Quiz

Welk probleem wordt vaak geassocieerd met overbevolking?
A
Gebrek aan huizen en werkgelegenheid
B
Toename van landbouwgrond
C
Vermindering van het aantal inwoners
D
Verbetering van de gezondheid

Slide 7 - Quiz

Wat is een gevolg van overbevolking in stedelijke gebieden?
A
Hogere werkgelegenheid
B
Betere luchtkwaliteit
C
Tekort aan basisvoorzieningen zoals water en elektriciteit
D
Stijging van het geboortecijfer

Slide 8 - Quiz

Hoe bereken je de natuurlijke bevolkingsgroei?
A
Geboortecijfer - sterftecijfer
B
Geboortecijfer + sterftecijfer
C
Aantal immigranten - aantal emigranten
D
Geboortecijfer ÷ sterftecijfer

Slide 9 - Quiz

Wat betekent een negatief geboortecijfer voor een land?
A
Het aantal geboorten is hoger dan het aantal sterfgevallen
B
Het aantal sterfgevallen is hoger dan het aantal geboorten
C
Er zijn geen geboorten
D
Het geboortecijfer blijft gelijk

Slide 10 - Quiz

Wat is de relatie tussen welvaart en de natuurlijke bevolkingsgroei in rijke landen?
A
Hogere welvaart leidt vaak tot een hogere geboortecijfer
B
Hogere welvaart leidt meestal tot een lager geboortecijfer
C
Hogere welvaart heeft geen invloed op de bevolkingsgroei
D
Hogere welvaart leidt tot meer emigratie

Slide 11 - Quiz

Hoe beïnvloedt lage welvaart de natuurlijke bevolkingsgroei in arme landen?
A
Het geboortecijfer is vaak hoger
B
Het sterftecijfer is vaak lager
C
De bevolkingsgroei is vaak negatief
D
Het geboortecijfer daalt meestal

Slide 12 - Quiz

Hoe is de bevolkingsontwikkeling van Nederland vanaf 1850 te omschrijven?
A
Een sterke daling van de bevolking
B
Een gestage groei van de bevolking
C
Een stabiele bevolking zonder veel groei
D
Een plotselinge stijging en daarna een sterke daling

Slide 13 - Quiz

Wat gebeurde er in Nederland na de Tweede Wereldoorlog met de bevolkingsgroei?
A
De bevolkingsgroei nam sterk af
B
De bevolking bleef stabiel
C
Er was een babyboom en de bevolkingsgroei nam sterk toe
D
De bevolkingsgroei was negatief

Slide 14 - Quiz

Wat is het effect van immigratie op de bevolkingsomvang van een land?
A
De bevolking neemt af
B
De bevolking blijft hetzelfde
C
De bevolking neemt toe
D
Immigratie heeft geen invloed

Slide 15 - Quiz

Hoe beïnvloedt emigratie de bevolkingsomvang van een land?
A
De bevolkingsomvang stijgt
B
De bevolkingsomvang daalt
C
De bevolkingsomvang blijft gelijk
D
Er is geen invloed op de bevolkingsomvang

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een pushfactor bij migratie?
A
Werkgelegenheid in het buitenland
B
Politieke instabiliteit in het thuisland
C
Goede gezondheidszorg in het nieuwe land
D
Hoge levensstandaard in het thuisland

Slide 17 - Quiz

Wat is een belangrijke pullfactor voor migranten om naar Nederland te komen?
A
Gebrek aan werk in Nederland
B
Slechte infrastructuur in het buitenland
C
Hoge welvaart en werkgelegenheid in Nederland
D
Politieke onrust in Nederland

Slide 18 - Quiz

Wat kan een hindernis zijn voor iemand die wil migreren naar een ander land?
A
Economische kansen in het nieuwe land
B
Het hebben van de juiste papieren of visa
C
Gezondheidszorg in het nieuwe land
D
Politieke stabiliteit in het nieuwe land

Slide 19 - Quiz

Welk aspect maakt het vaak moeilijk om permanent te migreren naar een ander land?
A
Toegang tot werkgelegenheid
B
Politieke vrijheid
C
Strenge immigratieregels
D
Open grenzen

Slide 20 - Quiz