Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Chromosomen
THEMA 5 BASISSTOF 2
VWO 3
Slide 1 - Diapositive
Herhaling B1
Genotype & Fenotype:
5.1.1 Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
5.1.2 Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben.
Slide 2 - Diapositive
Een rups verandert tijdens zijn leven in een vlinder. Wat is er nu veranderd?
A
Alleen zijn genotype
B
Alleen zijn fenotype
C
Zowel zijn fenotype als zijn genotype
Slide 3 - Quiz
Fenotype:
JA, de rups ziet er anders uit dan de vlinder.
Genotype:
NEE, het DNA van een organisme verandert (in principe) NOOIT.
Slide 4 - Diapositive
Inzicht: hoe zou het dan kunnen dat de rups er zo anders uitziet dan de vlinder, zonder dat de volgorde van het DNA is veranderd?
Slide 5 - Question ouverte
Aan de slag:
Nakijken opdrachten B1.
Tijd om vragen te stellen.
Onthoudt welke opdrachten je lastig vond en geef ze aan mij door!
Klaar? Lezen T5 B2.
timer
10:00
Fluisteren
Slide 6 - Diapositive
B2: Chromosomen
5.2.3 Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
5.2.4 Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
5.2.5 Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplantingvariatie in genotypen ontstaat.
Slide 7 - Diapositive
Begrippen:
Boek: (chromosomen)paren, geslachtschromosomen, varianten van een gen (allel), geslachtscel, meiose, variatie in genotypen
Module: mitose/celdeling, meiose, allel
Slide 8 - Diapositive
Wat is een chromosoom?
= één opgerolde streng DNA
Hoeveel chromosomen hebben de meeste mensen?
Slide 9 - Diapositive
Wat is een chromosoom?
= één opgerolde streng DNA
Hoeveel chromosomen hebben de meeste mensen? 46
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Chromosomen
23 paren chromosomen: van ieder paar één van je moeder, en één van je vader.
22 van die paren voor mannen en vrouwen gelijk.
Paar 23 verschilt tussen mannen en vrouwen: gelijk (XX) of ongelijk (XY).
Slide 13 - Diapositive
Geslachtschromo-somen van een man of vrouw?
A
Van een man
B
Van een vrouw
C
Dat is niet te zeggen op basis van de afbeelding
Slide 14 - Quiz
Verschillende informatie
Wat is een gen? --> stukje DNA in chromosoom met informatie voor één eigenschap.
Slide 15 - Diapositive
Verschillende informatie
Niet voor iedereen hetzelfde stukje DNA:
- Ene persoon: stukje DNA voor blauwe ogen
- Tweede persoon: stukje DNA voor bruine ogen
= Twéé varianten van één gen --> allelen
Slide 16 - Diapositive
Geslachtscellen vormen
Lichaamscellen: 46 chromosomen
Zaadcellen en eicellen: 23 chromosomen --> van ieder paar één chromosoom
Slide 17 - Diapositive
Moeilijk moeilijk: een mens heeft 46 chromosomen. Hoeveel VERSCHILLENDE geslachtscellen kan een mens vormen?
Slide 18 - Question ouverte
Variatie
Bij bevruchting: één van die 8 miljoen varianten van de eicel van een vrouw wordt bevrucht door één van die 8 miljoen varianten van de zaadcel van een man.
Zo ontstaat héél veel variatie in genotypen èn fenotypen.