VMBO 2 par 5.2 wat wordt de prijs

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Paragraaf 5.2

Wat wordt de prijs?

Lesdoel

• Wat is de inkoopprijs
• Wat is brutowinstopslag
• Hoe bereken je de verkoopprijs

• Wat is afzet 
• Wat is omzet

Inkoopprijs

Als een winkelier iets wil verkopen dan moet die het eerst zelf inkopen.

De prijs die de winkelier voor de producten betaalt die het inkoopt, noem je de inkoopprijs.

De verkoopprijs

De verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Brutowinstopslag = bruto winst = bruto winstpercentage

Brutowinstopslag is meestal een percentage (%) van de inkoopprijs
(dat wat de winkelier wil verdienen)

• inkoopprijs
• brutowinst  +
• verkoopprijs

€ 0,80
€ 0,40  +
€ 1,20

De inkoopprijs is € 0,80. De brutowinst opslag is 50% van de inkoopprijs.
Bereken de verkoopprijs

Voorbeeld Verkoopprijs

50% van 0,80 = 0,40

Afzet en Omzet

Afzet = het aantal verkochte stuks
                de hoeveelheid producten

                niet in geld!!!

Omzet = afzet x verkoopprijs
                   altijd in geld!!!

Afzet en Omzet:

• je hebt 14 muffins verkocht
• ze kosten € 1,20 per stuk
• wat is je omzet?
• 14 x 1,20 = € 16,80
• wat is je afzet?
• 14 stuks

omzet =  afzet  x  verkoopprijs

Aan de slag

Lees paragraaf 5.2 goed door

Maak de vragen 22, 23, 24, 28, 29, 30, 31. 33, 34 en 35 uit je boek

Maak de vragen in Lesson Up 

Samenvatting

• Wat is de inkoopprijs
  
• Wat is bruto winst (winstopslag, winstpercentage)
  
• Hoe bereken je de verkoopprijs
  
• Wat is afzet en wat is omzet
  
• Hoe bereken je de omzet

Oefenen

Lees de theorie van de les nog eens goed door en maak daarna de vragen van  deze lesson up.

Succes!

Wat is de inkoopprijs?

1. De prijs die je als winkelier betaalt voor je producten.
2. Voor hoeveel je het product verkoopt.
3. De winst.
4. Het verlies

De inkoopprijs is?

1. Wat een consument betaalt
2. Wat een bedrijf betaalt

Wat is omzet?

1. Afzet x inkoopprijs
2. Inkoopprijs : verkoopprijs
3. Afzet x verkoopprijs
4. Afzet : verkoopprijs

Welke is altijd in geld

1. Afzet
2. Omzet

Omzet = Winst

1. Juist
2. Onjuist

Je verkoopt 150 appels voor € 0,30 per stuk.
Wat is je afzet?

1. € 0,30
2. 150 x 0,30 = € 45,-
3. 1 appel
4. 150 appels

Je verkoopt 150 appels voor € 0,30 per stuk.
Wat is je omzet?

1. € 0,30
2. 150 x 0,30 = € 45,-
3. 1 appel
4. 150 appels

Weektaak volgende week =

Maken H5.2: 

22, 24, 25, 26, 27, 28, 30, 32, 33, 35.