oefenen B1

oefenen B1

om te
zou/zouden
scheidbare werkwoorden
die/dat
conjuncties
luisteren
schrijven
preposities
vocabulaire
indirecte rede


1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

oefenen B1

om te
zou/zouden
scheidbare werkwoorden
die/dat
conjuncties
luisteren
schrijven
preposities
vocabulaire
indirecte rede


Slide 1 - Diapositive

https://quizlet.com/nl/941915557/nederlands-in-actie-h2-flash-cards/?i=1zl84x&x=1qqt
Woordenschat (vocabularly) H2: Voeding en gezondheid

Slide 2 - Diapositive

Ze speelt gitaar. Ze vindt het moeilijk.
A
Ze speelt gitaar hoewel ze het moeilijk vindt.
B
Ze speelt gitaar maar ze het moeilijk vindt.
C
Ze speelt gitaar maar vindt het moeilijk.
D
Ze speelt gitaar hoewel ze vindt het moeilijk.

Slide 3 - Quiz

Ze is klaar. Ze gaat naar huis.
A
Als ze is klaar, ze gaat naar huis.
B
Zodra ze klaar is, gaat ze naar huis.
C
Als ze klaar is, gaat ze naar huis.
D
Zodra ze is klaar, gaat ze naar huis.

Slide 4 - Quiz

Kees heeft gewonnen. Hij krijgt een prijs.
A
Omdat Kees heeft gewonnen, krijgt hij een prijs.
B
Omdat Kees gewonnen heeft, hij krijgt een prijs.
C
Omdat Kees gewonnen heeft, krijgt hij een prijs.
D
Omdat Kees heeft gewonnen, hij krijgt een prijs.

Slide 5 - Quiz

Ik blijf thuis. Het regent.
A
Ik blijf thuis want het regent.
B
Ik blijf thuis want regent het.
C
Ik blijf thuis omdat het regent.
D
Ik blijf thuis omdat regent het.

Slide 6 - Quiz

om te


Waarom sport hij?
Waarom leest zij?
Wat vind je niet prettig?
Wat is dat voor een ding?
Wat vinden zij belangrijk?
Waarom vertrekt hij naar Spanje?

Hij sport + geen stress hebben.
Zij leest + zich ontspannen.
Ik vind het niet prettig + vliegen.
Het is een vaas+bloemen in zetten.
Zij vinden het belangrijk+elkaar helpen.
Hij vertrekt naar Spanje+ een nieuw bestaan opbouwen.

Slide 7 - Diapositive

Zou/zouden


Een beleefde vraag stellen. Zou(den) +willen/mogen/kunnen
Zou je me willen helpen?
Zouden jullie wat rustiger kunnen zijn?
Zou ik van iemand een pen mogen lenen?

Een wens. Zou(den) +willen +infinitief (vaak samen met '"graag" of "weleens")
Maria zou de feestdagen graag met haar familie willen doorbrengen.
Ik zou graag meerdere talen willen (kunnen) spreken.
Ik zou tijdens oud en nieuw graag in Parijs willen zijn.





Slide 8 - Diapositive

Scheidbare werkwoorden:

Presens +imperfectum
Je scheidt het prefix en het werkwoord. Prefix komt achteraan.
Wij brengen/brachten de feestdagen in eigen land door.
Perfectum
Prefix en werkwoord niet scheiden.
Wij hebben de feestdagen in eigen land doorgebracht.
In een bijzin
Prefix en werkwoord niet scheiden. Werkwoord als 1 woord achteraan of voor de tijds/plaatsbepaling.
Wij denken dat we de feestdagen in eigen land zullen (gaan) doorbrengen. (zullen doorbrengen in eigen land)
In zinnen met "te"
"te" komt tussen prefix en rest werkwoord, schrijf dan drie woorden.
Het is ook leuk om de feestdagen in eigen land door te brengen.
Na modaal werkwoord
Prefix en rest scheidbare werkwoord niet scheiden.
Wij moeten/willen/kunnen/mogen/zullen de vakantie in eigen land doorbrengen.
Wij hoeven de vakantie niet in eigen land door te brengen.

Slide 9 - Diapositive

Het meisje ....
De jongen ....
De hond ......
Het schilderij ....
De vrouw ...
Het boek .....
De stad ....
Het leven ....
De bloemen.....
Het water ...
De fiets .....
Het vliegtuig ....
De kat ....
De vis ......
De weg .......
Het eten....

Slide 10 - Diapositive

Luisteren

Slide 11 - Diapositive

Schrijven (125 woorden)

Slide 12 - Diapositive

preposities
Kies uit:
aan/van/op/bij/door
1. Ik pas me ......... om niet op te vallen.
2. Ik zou graag eens ......... Europa willen trekken.
3. Heb jij iets gemerkt ........... die aardbeving?
4. Ik ga ervandoor. Ik heb al veel te lang ....... jou gewacht.
5. Toen ik in Amsterdam kwam wonen, heb ik me aangesloten ...... een sportvereniging.

Slide 13 - Diapositive

Herhalen woordenschat H1 t/m 5

Slide 14 - Diapositive

Indirecte rede
Vind jij Nederlands een mooie taal? 
Directe rede:
Cursist A: "Nee, ik vind Nederlands een harde taal met al die /sch-/en /g-/ woorden.
Indirecte rede:
Cursist B: "Cursist A vindt dat Nederlands geen mooie taal is omdat het een harde taal is met al die /sch-/ en /g-/ woorden.

Slide 15 - Diapositive

Vul het scheidbare werkwoord op de juiste plaats in. Gebruik de juiste tijd. opmerken-presens
A
Hij merkt dat er veel musea in Nederland op zijn.
B
Hij merkt op dat er veel musea in Nederland zijn.
C
Hij merkte op dat er veel musea in Nederland zijn.

Slide 16 - Quiz

Vul het scheidbare werkwoord op de juiste plaats in. Gebruik de juiste tijd.
overslaan: imperfectum
A
Waarom slaat de docent jou over toen hij vragen stelde?
B
Waarom sloeg de docent jou over toen hij vragen stelde?
C
Waarom sloeg over de docent jou toen hij vragen stelde?

Slide 17 - Quiz

Vul het scheidbare werkwoord op de juiste plaats in. Gebruik de juiste tijd.
afstuderen: perfectum
A
Zij studeerde af in 2023.
B
Zij afstudeerde in 2023.
C
Zij was in 2023 afgestudeerd.
D
Zij is in 2023 afgestudeerd.

Slide 18 - Quiz

Vul het scheidbare werkwoord op de juiste plaats in. Gebruik de juiste tijd.
uitkomen: presens (make ends meet)
A
Met zo'n klein maandsalaris ik kom uit niet.
B
Met zo'n klein maandsalaris kom ik niet uit.
C
Met zo'n klein maandsalaris ik kom uit niet.

Slide 19 - Quiz