Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welkom
5 havo ECONOMIE || 2022-2023
Slide 1 - Diapositive
Programma
Vorige les
Theorie
Lesdoelen
Aan de slag
Slide 2 - Diapositive
Uit welke uitkomst is te zien dat meeliftersgedrag mogelijk is?
A
4,4
B
-2,6
C
0,0
D
Er is geen meeliftersgedrag mogelijk.
Slide 3 - Quiz
Wat is hier de dominante strategie voor België?
A
Wel milieubeleid
B
Geen milieubeleid
C
Er is geen dominante strategie
Slide 4 - Quiz
Is hier sprake
A
Wel milieubeleid
B
Geen milieubeleid
C
Er is geen dominante strategie
Slide 5 - Quiz
Leg uit of hier sprake is van een gevangenendilemma. (opbrengst hoog)
Slide 6 - Question ouverte
Lesdoelen
Aan het einde van de les
Afspraken stabiliteitspact noemen.
Met behulp van overheidsuitgaven en overheidsontvangsten het overheidstekort en de toename van de staatsschuld berekenen.
Stroomgrootheden en voorraadgrootheden onderscheiden.
Nadelen te hoog overheidstekort verklaren.
Staatsschuldquote berekenen.
Slide 7 - Diapositive
Als de overheid een financieel tekort heeft en er is sprake van een crisis. Wat gebeurt er dan met het tekort van de overheid als zij een anticyclisch beleid voeren?
Slide 8 - Question ouverte
De overheid in crisis & afspraken
Financiële crisis
Overheid geeft meer uit aan bijvoorbeeld uitkeringen & projecten.
De overheid krijgt minder binnen aan belastingen.
Stabiliteits- en groeipact
Overheidstekort --> 3% van het bbp
Staatsschuld --> 60% van het bbp.
Slide 9 - Diapositive
Relatie overheidssaldo en schuld
De overheidsschuld neemt toe met een overheidstekort.
De overheidsschuld neemt af met een overheidsoverschot.
Slide 10 - Diapositive
Van landen in de eurozone mag de staatsschuld niet hoger zijn dan 60% van het bruto binnenlands product. Nederland heeft een bbp van € 678 miljard en een staatsschuld van € 480 miljard. Bereken de staatsschuld als percentage van het bbp.
A
29,2%
B
41,3%
C
70,8%
D
141,3%
Slide 11 - Quiz
Wanneer de overheid aflost op de staatsschuld. Wat voor gevolgen heeft dat op de rentekosten op de staatsschuld
A
Deze worden hoger
B
Deze blijven gelijk
C
Deze worden lager
Slide 12 - Quiz
Wat is de EMU?
A
Alle landen binnen Europa
B
Alle landen binnen de Europese Unie
C
Alle landen die met de euro betalen
Slide 13 - Quiz
Inhoud stabiliteits- en groeipact
EMU-landen
Waarschuwing bij overtreding van de norm.
Boete
Overheidstekort = begrotingstekort
Uitgaven zijn groter dan de inkomsten.
Stroomgrootheid --> gemeten over een periode.
Slide 14 - Diapositive
Overheidsuitgaven bestaan uit overheidsbestedingen en overdrachtsuitgave.
Overheidsbesteding
Overheidsconsumptie en overheidsinvesteringen.
Overdrachtsuitgave
Betalingen waarvoor de ontvanger geen tegenprestatie hoeft te leveren.
Slide 15 - Diapositive
Wat zijn GEEN inkomsten voor de overheid?
A
Belastingen
B
Premies
C
Accijnzen
D
Subsidies
Slide 16 - Quiz
Staatsschuld
Voorraadgrootheid --> gemeten op een bepaald moment.