2K Theme 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welcome back!

1. Put your phone in the bag.

2. Sit on your own chair. 

3. Put your book on the table.

Goal

Aan het einde van deze les heb je:

- geoefend met de past simple gebruiken.

- kennis gemaakt met de voorzetsels die een tijd aangeven.

This lesson

Stillezen text H (page 12/13)

Theme words (page 8)

Reading tb p.12/13

• Time capsule found at school
• Wat weet je al over het onderwerp?
• Kijk naar de titel, plaatjes etc.
• Lees de hele tekst.
• Vraag je tussendoor steeds af; begrijp ik wat ik lees?
• WB: maak dan opdracht H21 (p.18) en H22 (p.19)
• Lees zonodig terug in de tekst. 

Woorden die het
verleden aangeven.

Activity book

Maak 

opdracht B3 (p.9)

+ 

opdracht B4 (p.9)

Stone 1

Vragend maken.

1. Werkwoord 'did'            2. personen               3. rest van de zin

Woorden die aangeven dat het om het verleden gaat:

yesterday                          last week                     a year ago

                   at the weekend                 last month                     

some time ago                 last year                 last summer

Vertaal:
Norah visited Matt last winter.

Vertaal:
Zij keek video's op YouTube gisteren.

Stone 1

Praten over historische personen.

- Vaak te herkennen aan een datum in het verleden.

Queen Mary married King Alexander in 1921.

Done? (klaar....?)

Pick what to do.....

* crossword puzzle

* wordsearch

* make a cartoon

The END

Don't go any further.....

(ga niet verder)

Stone 2

What's the date?

- It's the ...........(rangtelwoord) of ............(maand).

- It's the second of September.

Stone 2

Jaartallen

Schrijf   - zeg

1988      - nineteen eighty-eight

2002     - two thousand and two

1492      - fourteen ninety-two

1945      - nineteen fourty-five

The

president

died

on

4 October 2012

Charles Dickens

from

1812

lived

to

1870

Vaste regel!

Plaats komt altijd voor tijd!

Activity book

Maak D8 (p.11)                       Maak D10 (p.11/12)

Maak D9 (p.11)                       

Use the stones en vocabulary.

Werk zelfstandig.

Bij vragen steek je je vinger op. 

Prepositions of time

2 Voorzetsels van tijd: at & in & on

Vertaal:
ancient

1. antiek
2. tante
3. erg oud
4. centen

Vertaal:
century

1. centuur
2. planeet
3. riem
4. eeuw

Vertaal:
era

1. veer
2. dinosaurus
3. lamp
4. tijdperk

Vertaal:
future

1. meubel
2. toekomst
3. favoriet
4. file

Vertaal:
medieval

1. Middeleeuws
2. waterval
3. soort paard
4. medicijn