Werkwoordspelling - door elkaar
1 / 22
La durée de la leçon est: 10 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
1. De juffrouw …..... een kort verhaal. (vertellen) T.T.
Slide 3 - Question ouverte
2. Waarom heb je niet goed …..... tijdens de les (opletten) VD
Slide 4 - Question ouverte
3. Weet jij wat er in de pauze op het plein is …....? (gebeuren) VD
Slide 5 - Question ouverte
4. Waarom ….... je gisteren niet even op mij? (wachten) V.T.
Slide 6 - Question ouverte
5. Ik …... de schade van mijn moeder haar auto . (vergoeden) V.T.
Slide 7 - Question ouverte
6. Hans ….... niet van basketbal. (houden) T.T.
Slide 8 - Question ouverte
7. De man die gevallen was, …..... vreselijk. (bloeden) V.T.
Slide 9 - Question ouverte
8. Mijn broertjes ….... in de boom. (klimmen) V.T.
Slide 10 - Question ouverte
9. Jantje …..... graag naar BTS. (luisteren) T.T.
Slide 11 - Question ouverte
10. De buurman is brandweer ….... . (worden) VD
Slide 12 - Question ouverte
11. Mijn moeder …... mij straks …. . (ophalen) T.T.
Slide 13 - Question ouverte
12. Ik …. niet de slimste in huis. (zijn) T.T.
Slide 14 - Question ouverte
13. Het meisje heeft haar haar …... . (vlechten) VD
Slide 15 - Question ouverte
14. Ik ….... de honden in het oog. (houden) T.T.
Slide 16 - Question ouverte
15. Hij …... de diamant. (vinden) V.T.
Slide 17 - Question ouverte
16. …... hij graag andere kinderen? (pesten) V.T.
Slide 18 - Question ouverte
17. Daan …... (schroeven, vt) de twee plankjes aan elkaar vast.
Slide 19 - Question ouverte
18. De school …... (schorsen, vt) de agressieve leerling voor een dag.
Slide 20 - Question ouverte
19. Heeft mijn kleuterjuf haar nog …... (herkennen, VD)?
Slide 21 - Question ouverte
20. Moeder …... (braden, VT) het vlees in de pan.
