Thema Mijn familie: vervoegingen
1 / 19
La durée de la leçon est: 25 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Mijn mama __________ (wonen) in Antwerpen.
Slide 2 - Question ouverte
Ik _________ (slapen) op één kamer met mijn broer.
Slide 3 - Question ouverte
De papa van mijn papa heet Emiel. Hij is mijn ____________.
A
oma
B
vader
C
grootmoeder
D
grootvader
Slide 4 - Quiz
Mijn zus en ik ___________ (spelen) graag samen volleybal.
Slide 5 - Question ouverte
Een ander woord voor 'de oom' is ___________.
A
het nonkel
B
het tante
C
de nonkel
D
de tante
Slide 6 - Quiz
Mijn ouders _________ (zijn) heel streng.
Slide 7 - Question ouverte
De dochter van mijn tante is mijn __________.
A
neef
B
broer
C
nicht
D
zus
Slide 8 - Quiz
Mijn broer Joppe _________ (zijn) 25 jaar oud.
Slide 9 - Question ouverte
De zus van mijn mama is mijn ______.
A
nicht
B
zus
C
grootmoeder
D
tante
Slide 10 - Quiz
____________ (zijn) jullie een tweeling?
Slide 11 - Question ouverte
Joppe is de _________ van mevrouw Kato.
A
broer
B
vader
C
zus
D
zoon
Slide 12 - Quiz
___________ (hebben) jij broers of zussen?
Slide 13 - Question ouverte
Mijn oma en opa zijn de __________ van mijn papa.
A
ouders
B
grootouders
C
nonkels
D
kinderen
Slide 14 - Quiz
Mijn tante __________ (heten) Annemie.
Slide 15 - Question ouverte
De vrouw van mijn broer is mijn ________ .
A
schoonbroer
B
schoonzus
C
schoonmoeder
D
schoonvader
Slide 16 - Quiz
Mijn papa _________ (hebben) vier broers. Ik heb dus vier nonkels.
Slide 17 - Question ouverte
Ik ben het _____________ van mijn opa en oma.
A
kleinkind
B
neef
C
nicht
D
grootkind
Slide 18 - Quiz
____________ (wonen) jij bij je ouders?
