les 8

• Ondernemen
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Even kijken 

wat we nog weten 

van de vorige lessen

Wat zijn behoeften?

1. Alles wat je nodig hebt.
2. Alles wat je zelf hebt.
3. Alles wat je graag wil hebben.
4. Alles wat je nodig hebt en wat je graag wil hebben.

Consumeren is …

1. Een bedrag opzijleggen voor een latere grote aankoop
2. Iets maken waarmee je in je eigen behoefte kan voorzien
3. het kopen van goederen of diensten
4. Invloed uitoefen op andere mensen om iets te kopen

Produceren is

1. verkopen aan consumenten
2. het maken van goederen
3. het leveren van diensten
4. het maken van goederen en het leveren van diensten

Onbetaalde productie

Betaalde productie

'Prioriteiten stellen' betekent...

1. kiezen wat je het leukst vindt
2. kiezen wat je het meest belangrijk vindt
3. kiezen wat je het lekkerst vindt
4. kiezen wat je het minst leuk vindt

Primaire behoeften

Secundaire behoeften

Behoeften die je leven prettiger maken.

Behoeften die je leven beter maken.

Behoeften om in leven te kunnen blijven

Noodzakelijke behoeften.

Goederen

Diensten

Primaire behoeften

secundaire behoefte

Doel van de meeste ondernemers

=

winst

Rekenopgave:

Van een winkel zijn over 2018 de volgende gegevens bekend:

- Afzet 3000 stuks

- Gemiddelde inkoopprijs per stuk is € 35,-

- Gemiddelde verkoopprijs per stuk is € 75,-

- Loonkosten € 30.000,-

- Overige kosten € 25.000,-

          Bereken de BRUTOWINST en de NETTOWINST.

Uitwerking:

Omzet                 

Inkoopwaarde 

---------------- -                                                                            

BRUTOWINST                                                   

Bedrijfskosten 

---------------- -                                                                                 

NETTOWINST                                                     

00:42

De afzet was

1. 300 zonnebrillen
2. € 300,-

00:58

Gegeven:

• afzet = 300 zonnebrillen
• verkoopprijs € 20,-
• inkoopprijs € 11,50
• totale bedrijfskosten € 1.800,- 

Uitwerking

Omzet                  =  3000 x 75,-                    =  € 225.000,- 

Inkoopwaarde  =  3000 x 35,-                   =  €  105.000,-    

                                                                                  ------------- -

BRUTOWINST                                                    =  € 120.000,- 

Uitwerking

Omzet                  =  3000 x 75,-                    =  € 225.000,- 

Inkoopwaarde  =  3000 x 35,-                   =  €  105.000,-    

                                                                                  ------------- -

BRUTOWINST                                                    =  € 120.000,- 

Bedrijfskosten  =  30.000,- + 25.000,-   =  €   55.000,-     

                                                                                  -------------- -

NETTOWINST                                                    =   €   65.000,-

Rest van de les: maken de 7 opdrachten 

in de classroom bij les 8