h1 u3 formatief apprendre 6/7

formatieve toets apprendre 6/7  UNITÉ 3
UNITÉ 3
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

formatieve toets apprendre 6/7  UNITÉ 3
UNITÉ 3

Slide 1 - Diapositive

alles

Slide 2 - Question ouverte

gevaarlijk

Slide 3 - Question ouverte

volleyballen

Slide 4 - Question ouverte

de keer

Slide 5 - Question ouverte

samen

Slide 6 - Question ouverte

iedere dag

Slide 7 - Question ouverte

de voorstelling

Slide 8 - Question ouverte

Hij heeft veel hobby's.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is jouw lievelingsvak?

Slide 10 - Question ouverte

huiswerk maken

Slide 11 - Question ouverte

Ik zit op Instagram.

Slide 12 - Question ouverte

Ik hou niet van computerspellen.

Slide 13 - Question ouverte


tips bij het leren van zinnen

apprendre 7

* in zin 1/3//9 zie je ce/cette en ce staan => dat zijn aanwijzend voornaamwoorden en betekenen deze/dit/die. Ce en cet worden gebruikt voor een mannelijke woord, cette voor vrouwelijk (ces voor meervoud maar die doet niet mee)

* ça (4) betekent ook dat en is een samentrekking van cela (spreektaal)

* je hebt c'est altijd geleerd als het is, maar eigenlijk is het : dat is : ce est => c'est, het wordt meestal vertaald met 'het is '.

* le truc wordt vaak gebruikt om iets te omschrijven of als je even niet weet wat het is, als je niet op het woord kan komen (dinges)



Hak de zinnetjes in stukken :

1. c'est quoi =- wat is dat

ce truc en papier - dat papieren ding/ dat ding van papier

2. c'est un animal de taille moyenne - het is een dier van gemiddelde grootte

- c'est un animal qui pèse lourd- het is een zwaar beest

- het hele zinnetje : c'est un animal de taille moyenne qui pèse lourd

3.elle te plaÎt - vind je hem leuk (dan verwijst hem hier naar een vrouwelijk woord, anders il te plaît)

-cette carte cadeau de vingt euros - deze cadeaukaart (cette omdat carte vrouwelijk is)

4. ça sert à - dat dient om => sert komt van het werkwoord servir, dat ken je van serveren= bedienen

-protéger ton portable => protéger denk aan protect in het Engels, jouw mobiel = mannelijk vandaar TON portable (zie unité 2 bezittelijk vnw)

5. tu veux dire = wil je zeggen

-le haut bâtiment - het hoge gebouw

- en verre - van glas

6. on se voit - we zien elkaar (se = wederkerend vnw)

- à côté de - na

Slide 14 - Question ouverte


Slide 15 - Question ouverte


Slide 16 - Question ouverte


Slide 17 - Question ouverte


Slide 18 - Question ouverte


A

Slide 19 - Quiz


A

Slide 20 - Quiz


A

Slide 21 - Quiz


A

Slide 22 - Quiz