-Je kent de natuurkundige betekenis van het begrip 'Arbeid'.
-Je kunt werken met de formule van arbeid
-Je kent de 2 eenheden van Arbeid
-Je kunt de arbeid in verschillende situaties uitrekenen.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
05:08
Het volgende deel is wat arbeid betreft VWO-stof. Er komen echter veel zaken aan bod van de helling en het ontbinden van krachten, die ook voor de HAVO gelden.
Wat arbeid betreft, mag de HAVO dus werken met W = F.s
Het VWO kan ook met de uitgebreide formule moeten werken. Deze wordt in het vervolg van het filmpje afgeleid.
Slide 4 - Diapositive
00:41
De termen 'massa' en 'gewicht' worden vaak door elkaar gehaald. Welke is natuurkundig de juiste?
A
massa
B
gewicht
C
geen van beiden
D
ze bestaan beiden in de natuurkunde
Slide 5 - Quiz
00:41
Een zak van 20 kg staat op een tafel. Wat is het verschil tussen de massa en het gewicht van deze zak?
Slide 6 - Question ouverte
01:10
Welke fout maakte Ralph in zijn onderbreking van het filmpje?
Slide 7 - Question ouverte
03:42
W = F s Hieruit volgt als eenheid van arbeid:
A
N s
B
kg m
C
kg s
D
N m
Slide 8 - Quiz
04:15
Joule is blijkbaar ook een eenheid van Arbeid. Van welke grootheid is Joule nog meer een eenheid?
Slide 9 - Question ouverte
04:33
Je trekt met een kracht van 50 N een blok horizontaal vooruit over 70 m. Bereken de arbeid die je verricht. Denk aan A.L.L.E.S.
Slide 10 - Question ouverte
04:33
Bij een parachutist verricht de aanwezige luchtwrijvingskracht over een afstand van 1,3 km een (negatieve) arbeid van 0,35 MJ. Bereken de (gemiddelde) grootte van de luchtwrijvingskracht. Denk aan A.L.L.E.S.
Slide 11 - Question ouverte
04:33
Een auto wordt met een kracht van 800 N over een bepaalde afstand voortgeduwd. Hierbij wordt een arbeid van 58 10³ Nm verricht. Bereken de afstand die is afgelegd. Denk aan A.L.L.E.S.!
Slide 12 - Question ouverte
05:39
Wat Ralph hier de 'projectie' van de kracht noemt, is het ontbinden van de kracht in een bepaalde richting (in dit geval de horizontale richting).
Slide 13 - Diapositive
06:03
ZIe de figuur hiernaast. De F en Fhor zitten in een rechthoekige driehoek. De overstaande (O), aanliggende (A) en schuine (S) zijde zijn aangegeven. Hieruit volgt met 'SOS, CAS, TOA' voor het verband tussen Fhor en F:
A
Fhor = F x sin(α)
B
Fhor = F x cos(α)
C
Fhor = F x tan(α)
D
Het goede antwoord staat er niet bij.
Slide 14 - Quiz
07:14
Als de kracht en de bewegingsrichting in DEZELFDE richting zijn, dan geldt voor de hoek α:
A
α = 180 °
B
α = 90 °
C
α = 0 °
D
Het goede antwoord staat er niet bij.
Slide 15 - Quiz
07:14
Als de kracht en bewegingsrichting in dezelfde richting zijn, geldt α = 0 °. Hierdoor verandert de formule W = F s cos α in... (wat geeft cos (0) als antwoord?)
A
W = 0
B
W = F s
C
W = - F s
D
Het goede antwoord staat er niet bij.
Slide 16 - Quiz
07:14
Als de kracht en bewegingsrichting in precies tegengestelde richting zijn, geldt α = 180 °. Hierdoor verandert de formule W = F s cos α in... (wat geeft cos (180) als antwoord?)
A
W = 0
B
W = F s
C
W = - F s
D
Het goede antwoord staat er niet bij.
Slide 17 - Quiz
07:14
Als de kracht en bewegingsrichting precies loodrecht op elkaar staan, geldt α = 90 °. Hierdoor verandert de formule W = F s cos α in... (wat geeft cos (90) als antwoord?)
A
W = 0
B
W = F s
C
W = - F s
D
Het goede antwoord staat er niet bij.
Slide 18 - Quiz
07:14
Als je op de vorige vragen 'het goede antwoord staat er niet bij' had ingevuld, staat je rekenmachine waarschijnlijk verkeerd ingesteld (op radialen i.p.v. op graden).
Ze je rekenmachine op graden (mode, mode... tot je DEG-RAD-GRAD ziet en dan kiezen voor DEG) en maak de opgaven opnieuw.
Slide 19 - Diapositive
09:43
Hoeveel graden is een rechte hoek?
A
45°
B
60°
C
90°
D
100°
Slide 20 - Quiz
09:43
Hoe groot zijn alle hoeken samen in een driehoek?
A
90°
B
100°
C
160°
D
180°
Slide 21 - Quiz
09:43
Stel de hoek α is 70°. De rechte hoek is (altijd) 90°. Hoe groot is dan de hellingshoek '?' ? Laat je berekening zien.
Slide 22 - Question ouverte
Maak een samenvatting van de theorie en lever een foto hiervan in. De samenvatting omvat in ieder geval (een antwoord op) de leerdoelen.
Slide 23 - Question ouverte
Hieronder kan je je gemaakte opgaven van 'Foton' inleveren.
Slide 24 - Question ouverte
Verwerkingsopgaven Beweging 1. Begrippen, formules en diagrammen.
Gebruik bij berekeningen altijd het stappenplan:
0. Gevraagd (grootheid en eenheid)
1. Gegevens (eventueel omrekenen)
2. Formules (eventueel omschrijven)
3. Berekeningen
4. Antwoord (grootheid, eenheid, significantie)
Voorbeeld: Je rijdt 10 minuten op je fiets met 18 km/h. Bereken de afstand die je aflegt in m.
0. s = ? m
1. s = v t
2. v = 18 km/h = 5 m/s | t = 10 minuten = 600 s
3. s = v t = 5 x 600 = 3000
4. s = 3,0 10³ m (of 3 km, wat logisch is met 10 minuten en 18 km/h)