Les 2.6
1 / 18
La durée de la leçon est: 90 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Goed of fout?
Ik heb naar school gefietst.
Ik heb naar school gefietst.
A
Goed
B
Fout
Slide 6 - Quiz
Goed of fout?
Ik ben in Amsterdam geweest.
Ik ben in Amsterdam geweest.
A
Goed
B
Fout
Slide 7 - Quiz
Goed of fout?
Ik heb vandaag 3 km gelopen.
Ik heb vandaag 3 km gelopen.
A
Goed
B
Fout
Slide 8 - Quiz
Goed of fout?
Ik heb 3 centimeter gegroeid.
Ik heb 3 centimeter gegroeid.
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
Welk werkwoord is goed?
Mijn pen is/heeft op de grond gevallen.
Mijn pen is/heeft op de grond gevallen.
A
is
B
heeft
Slide 10 - Quiz
Welk werkwoord is goed?
De familie is/heeft de dokter gebeld.
De familie is/heeft de dokter gebeld.
A
is
B
heeft
Slide 11 - Quiz
Welk werkwoord is goed?
De man is/heeft met de vrouw getrouwd.
De man is/heeft met de vrouw getrouwd.
A
is
B
heeft
Slide 12 - Quiz
Welk woord ontbreekt?
Ik heb behoefte ... een kopje koffie.
Ik heb behoefte ... een kopje koffie.
Slide 13 - Question ouverte
Welk woord ontbreekt?
Kan ik de entreeopleiding combineren ... mijn werk?
Kan ik de entreeopleiding combineren ... mijn werk?
Slide 14 - Question ouverte
Welk woord ontbreekt?
De studenten concentreren zich ... de opdracht.
De studenten concentreren zich ... de opdracht.
Slide 15 - Question ouverte
Welk woord ontbreekt?
Wij praten samen ... de huiswerkopdracht.
Wij praten samen ... de huiswerkopdracht.
Slide 16 - Question ouverte
Welk woord ontbreekt?
Ik kan niet wennen .... mijn nieuwe telefoon.
Ik kan niet wennen .... mijn nieuwe telefoon.
