Les 5

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

Periode 3

H9 Leertheorieën

Opdrachten

Vorige week

1) Wat is incidenteel leren

2) Wat is intentioneel leren.

3) Welke 2 processen worden onderscheiden bij 'leren'.

4) Benoem de samenhang tussen deze 2 processen.

5) Globaal de verschillen benoemen tussen motorisch-, cognitief-, en sociaal-affectief leren. 

Welke 2 processen zijn belangrijk om iets te leren?

1. Intentioneel leren en incidenteel leren.
2. Leren en rijping
3. Rijping en incidenteel leren
4. Motorisch & cognitief leren

Wat is de juiste omschrijving van leren?

1. Een samenvatting maken of een oefening doen.
2. Het proces waarbij er veel geoefend wordt om een vaardigheid onder de knie te krijgen.
3. Tijd en aandacht besteden aan een vaardigheid
4. Autonome ontwikkeling van het menselijk lichaam.

Wat is de juiste definitie van intentioneel leren?

1. Iets bij toeval leren.
2. Bewust leren (intrinsiek of vanuit de docent).
3. Sociaal-affectief is de basis van intentioneel leren.
4. Motorisch leren.

Wat is de juiste omschrijving van leren?

1. Een samenvatting maken of een oefening doen.
2. Het proces waarbij er veel geoefend wordt om een vaardigheid onder de knie te krijgen.
3. Tijd en aandacht besteden aan een vaardigheid
4. Autonome ontwikkeling van het menselijk lichaam.

Wat is de juiste omschrijving van rijping?

1. Ontwikkeling van het menselijk lichaam. (Zenuwstelsel, spieren botten etc).
2. Het opdoen van ervaringen door middel van bewegingsvormen
3. Beheersen van motorische vaardigheden.
4. Spelenderwijs leren.

Wat is de juiste omschrijving van incidenteel leren?

1. Spelend leren
2. Bewust leren
3. De docent bepaald wanneer er geleerd wordt
4. De docent bepaald wat er geleerd wordt.

Welke stellingen zijn juist?

1. Leren lukt het beste in de 'gevoelige periode' van het kind.
2. Motorische vaardigheden kan je op elk gewenst moment aanleren.
3. 'Spelregels leren' valt onder sociaal-affectief leren.
4. 'Samenwerken' valt onder sociaal-affectief leren.

In welke situatie heb je iets écht geleerd?

1. Als je de beweging 8 van de 10 keer kan uitvoeren op dezelfde manier in dezelfde situatie.
2. Als je geen hulp of hulpmiddelen meer nodig hebt bij het uitvoeren van de vaardigheid.
3. Als de docent geen feedback meer geeft.
4. Wanneer je de vaardigheid permanent kan uitvoeren in verschillende situaties.

Vandaag

1) De studenten kunnen meerdere instructie vormen benoemen.

2) De studenten kunnen praktische voorbeelden geven van de verschillende instructievormen.

3) De sporter staat centraal: Op welke manier streven we dit na? 

Motorische leren

Input

De sporter

Output

Feedback

Soorten instructie

- Visuele instructie

- Auditieve instructie

- Tactiele/manuele instructie

- Mentale instructie 

Visueel

Plaatje, foto, filmpje, markeringspunten, apps of leskaarten

Goed

Voorbeeld

Fout voorbeeld

Auditief

Praatje, 'doe alsof'- opdrachten, ritmische begeleiding, gedragsgecentreerde of doelgecentreerde aanwijzingen. 

• Gedragsgecentreerde instructie:
  

‘Strek je benen volledig en explosief.’

• Doelgecentreerde instructie:
  

de zwemonderwijzer spant een toversnoer over het water en zegt: ‘Duik hier maar overheen.’

Tactiel / manueel

Een zetje geven, beweging begeleiden, inzet van de beweging. 

Mentale instructie

Visualiseren of zelfinstructie 

Samenhang

Kan je de verschillende instructie vormen ook combineren?

Kan je de instructie vormen in elke situatie gebruiken?

Opdrachten

Maak opdracht 11 t/m 16

Motorisch leren

De sporter staat centraal! 

    MHV-patroon

Motivatie

Houding

Verwachting

    Aanpakgedrag

MHV patroon

Motivatie = De sporter gemotiveerd houden.

Haalbare doelen stellen, complimenten geven & uitdaging bieden.

Houding = Focus van de sporter.

Voor voldoende focus zorgen, voor voldoende ontspanning zorgen.

Verwachting = Positieve verwachting levert betere resultaten op.

Bouw een vertrouwingsband op, spreek verwachtingen uit. 

Positief beïnvloeden MHV patroon

• Complimenten geven
  
• Variatie aanbrengen in de oefenstof
  
• Beeldmateriaal laten zien van 
• Oefeningen toepassen in (wedstrijd-)echte situaties
  
• Zorgen voor gunstige voorwaarden of omstandigheden 

Aanpakgedrag

Hoe gaat de sporter te werk om een vaardigheid aan te leren?

1) Fouten analyserende aanpak

2) Moment aanpak 

Fouten analyserend 

_______________________ Focus: Gedrag______________________

Bij deze aanpak spelen drie dingen een rol:

1) Het opmerken, vaststellen van de fout (‘De service liep niet goed’)

2) Het analyseren van de fout (‘Ik gooide de bal te hoog op’)

3) Het trekken van conclusies voor de volgende poging (‘Ik moet de bal minder hoog opgooien’).

Moment Aanpak

__________________________ Focus: het eind doel___________________

De deelnemer ontdekt de fout in zijn beweging niet, hij komt niet tot een foutenvaststelling.

De deelnemer merkt de fout wel op, maar analyseert deze niet.

De deelnemer komt wel tot een foutenvaststelling en foutenanalyse, maar trekt geen conclusies voor de volgende poging.

Als lesgever

Welk gedrag heeft de voorkeur?

   

Je moet er dus wel achter komen welk gedrag jouw sporters laten zien. Zorg ervoor dat je sporters weten wat ze fout doen, dit zelf kunnen ontdekken en weten hoe ze moeten verbeteren. 

2 processen

Er zijn 2 processen te onderscheiden bij het leren:

1) Leren: Door te oefenen of ervaring om te doen wordt je uiteindelijk beter.

2) Rijping: Ontwikkeling van het menselijk lichaam. 

Leren

Door simpel weg te oefenen wordt je steeds beter.

Je herkent dat je geleerd hebt aan:

Uiteindelijk wordt het permanent: Je kan fietsen niet meer verleren.

Transfer: Je kan het ook toepassen in een heel andere situatie.

Opdrachten

Hoofdstuk 9: Leertheorieën

16 t/m 20

'Doe alsof' is een voorbeeld van

1. Visuele instructie
2. Auditief instructie
3. Mentale instructie
4. Tactiele instructie

Een video opname maken van een sporter is een voorbeeld van:

1. Visuele instructie
2. Auditieve instructie
3. Mentale instructie
4. Tactiele instructie

Instructie door voordoen (demonstreren) of door afbeeldingen, foto’s of filmfragmenten te laten zien aan de sporter. 

Verbale instructie op het gedrag of het proces. Ritmische begeleiding. 

Het visualiseren van de beweging of zelfinstructie

Het aanvoelen of begeleiding van de beweging. 

Auditieve instructie

Visuele instructie

Tactiele instructie

Mentale instructie

Waar in het schema is het auditieve, tactiele, visuele en mentale instructie van belang?

1. Bij input
2. Bij de sporter
3. Bij de output
4. Bij feedback

Waar staat MHV voor?

1. Motivatie, Handigheid, Verbetering
2. Meetbaar, herkenbaar, verbetering
3. Meetbaar, houding, verwachting
4. Motivatie, houding, verwachting

Wat is van belang bij motivatie van de sporter?

1. Haalbare doelen stellen & complimenten geven.
2. Voor voldoende focus en ontspanning zorgen.
3. Zorgen voor aantrekkelijke en gevarieerde lessen.
4. Een vertrouwensband creëren.

Wat is er van belang bij de houding van de sporter?

1. Haalbare doelen stellen & complimenten geven.
2. Zorgen voor een juiste balans tussen ontspanning en focus
3. Uitdaging bieden.
4. Een vertrouwensband creëren.

Welke 2 soorten aanpak gedrag zijn er?

1. Tactiel, visueel, auditief
2. Moment & fouten analyserende.
3. Op basis van gedrag en voortgang
4. Op basis van de beginsituatie & eindsituatie

Welke definitie m.b.t foutenanalyserende aanpak is juist?

1. Opmerken en analyseren van de fout
2. Verandering van beweeggedrag

Welke definitie m.b.t momentaanpak is juist?

1. Opmerken en analyseren van de fout
2. Verandering van beweeggedrag
3. Blijven oefenen zonder te weten waarom je een fout maakt en hoe dit aan te passen.
4. De docent grijpt gelijk in dmv het geven van feedback.

Welke van de 2 heeft de voorkeur?

1. Foutenanalyserende aanpak
2. Momentaanpak

Opdrachten

Hoofdstuk 9: Leertheorieën

8 & 9

Doelen:

1) Wat is incidenteel leren

2) Wat is intentioneel leren.

3) Welke 2 processen worden onderscheiden bij 'leren'.

4) Benoem de samenhang tussen deze 2 processen.

5) Globaal de verschillen benoemen tussen motorisch-, cognitief-, en sociaal-affectief leren.