Didactiek live 9

Didactiek live 9
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
DidactiekMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Didactiek live 9

Slide 1 - Diapositive

Terugkoppeling
1) De studenten kunnen meerdere instructie vormen benoemen.
2) De studenten kunnen praktische voorbeelden geven van de verschillende instructievormen. 
3) De sporter staat centraal: Op welke manier streven we dit na? 

Slide 2 - Diapositive

Het laten zien van een filmpje is een voorbeeld van:
A
Auditieve instructie
B
Visuele instructie
C
Tactiele instructie
D
Mentale instructie

Slide 3 - Quiz

Het begeleiden van de beweging van de deelnemer is een voorbeeld van:
A
Auditieve instructie
B
Visuele instructie
C
Tactiele instructie
D
Mentale instructie

Slide 4 - Quiz

Het visualiseren van de beweging is een voorbeeld van
A
Auditieve instructie
B
Visuele instructie
C
Tactiele instructie
D
Mentale instructie

Slide 5 - Quiz

'Doe alsof' opdracht is een voorbeeld van:
A
Auditieve instructie
B
Visuele instructie
C
Tactiele instructie
D
Mentale instructie

Slide 6 - Quiz

Waar in het motorische leren schema is het type instructie van belang?
A
Input
B
De sporter
C
Output
D
Feedback

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Waar staat MHV voor?
A
Motivatie, Handigheid, Verbetering
B
Meetbaar, houding, verwachting
C
Meetbaar, herkenbaar, verbetering
D
Motivatie, houding, verwachting

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Hoe zorg je voor gemotiveerde deelnemers in de les?
A
Haalbare doelen stellen & complimenten geven.
B
Voor voldoende focus en ontspanning zorgen.
C
Zorgen voor aantrekkelijke en gevarieerde lessen.
D
Een vertrouwensband creëren.

Slide 11 - Quiz

Wat bedoelen ze met de 'houding' van de student in het MHV-schema
A
De student leert precies het juiste van de beweging.
B
De student is voldoende alert / geconcentreerd
C
De student is gemotiveerd en positief.
D
De lichaamshouding van de deelnemer is juist zodat er geen blessures ontstaan

Slide 12 - Quiz

Wat bedoelen ze met de student moet met de juiste verwachting aan de les meedoen? (V van MHV)
A
De student moet vooraf de inhoud van de les weten.
B
De student moet de les wel leuk vinden.
C
De student moet het gevoel hebben: 'het gaat me lukken!'
D
De student moet de juiste concentratie hebben.

Slide 13 - Quiz

Welke 2 soorten aanpak gedrag om iets nieuws te leren zijn er?
A
Tactiel, visueel, auditieve aanpak
B
Moment- & fouten analyserende aanpak.
C
Op basis van gedrag en voortgang
D
Op basis van de beginsituatie & eindsituatie

Slide 14 - Quiz

Welke definitie m.b.t foutenanalyserende aanpak is juist?
A
Opmerken en analyseren van de fout
B
Verandering van beweeggedrag
C
Blijven oefenen zonder te weten waarom je een fout maakt en hoe dit aan te passen.
D
De docent grijpt gelijk in dmv het geven van feedback.

Slide 15 - Quiz

Welke definitie m.b.t moment aanpak is juist?
A
Opmerken en analyseren van de fout
B
Verandering van beweeggedrag
C
Blijven oefenen zonder te weten waarom je een fout maakt en hoe dit aan te passen.
D
De docent grijpt gelijk in dmv het geven van feedback.

Slide 16 - Quiz

Deze week: 
1) De studenten kunnen benoemen wat impliciet en expliciet motorisch leren is. 
2) De studenten kunnen benoemen wat intrinsieke en extrinsieke feedback is.
3) De studenten kunnen de 2 functies benoemen van het geven van correcties. 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Expliciet motorisch leren
Bij deze vorm van leren weet de sporter precies hoe hij de beweging moet uitvoeren. De sporter wordt gedwongen 'na te denken' over de beweging. De docent bied dus veel informatie en kennis aan de sporter aan. 


Slide 19 - Diapositive

Impliciet motorisch leren
Bij impliciet leren wordt er niet van een ideale of perfecte beweging uit gegaan. Sporters voeren min of meer hun eigen vorm uit. 

Als docent beschrijf je dus niet specifiek hoe de beweging gaat. 

Slide 20 - Diapositive

Impliciet leren
Er zijn 3 verschillende manieren van impliciet leren:

- Analogie
- Foutloos
- Differentieel

Slide 21 - Diapositive

Analogie
'Doe alsof' opdrachten: Het beschrijven van een beweging door middel van woorden/zinnen die bekend zijn voor de sporter:

Zo recht als een potlood, spring als een kikker, 

Slide 22 - Diapositive

Foutloos
Je wil als docent dat de sporter sowieso een succes ervaring heeft. 
Je maakt de oefening dus heel gemakkelijk dat de sporter bijna geen fouten kan maken. 

Slide 23 - Diapositive

Differentieel
Voer de beweging op verschillende manieren uit. 

Dribbelen met skippybal en tennisbal en basketbal.
Softballen met een rugbybal ipv knuppel en softbal.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

auditief, visueel
tactiel & mentale instructie
Impliciet & expliciet leren.

Slide 26 - Diapositive

Feedback
Terugkoppeling op de beweging. 
Feedback geef je altijd als iets 'nog niet goed genoeg is'. 
Feedback kan op verschillende manieren gegeven worden. 

Je geeft feedback over het proces of resultaat.

Slide 27 - Diapositive

Intrinsiek / extrinsiek 
Intrinsiek = Feedback die de sporter ontvangt door eigen zintuigen. 
Extrinsiek = feedback die de sporter ontvangt van bronnen buiten het lichaam. 
'Bronnen' : Docent, een filmpje of foto of stopwatch bijvoorbeeld. 

Slide 28 - Diapositive

Feedback
1) Auditieve feedback: Je verteld de student wat ze beter kunnen doen. 
2) Visuele feedback: Je laat een fout/goed voorbeeld zien, een video opname of bijvoorbeeld een stopwatch. 
3) Tactiele feedback: Het laten voelen van de juiste beweging. 
4) Mentale feedback: De sporter vragen weer goed te concentreren. 

Slide 29 - Diapositive

Correctie
Dit is een vorm van feedback: Een reactie van de lesgever op 1 of meerdere fouten van de student. 

Die correctie kan weer: auditief, visueel of tactiel
of
Je kan de oefening/materiaal aanpassen. 

Slide 30 - Diapositive

Functie van correctie
- Extra motivatie bij de student
- Het verbeteren van de uitvoering van de oefening. 

Slide 31 - Diapositive

Wat is expliciet leren?
A
Een vorm van leren waarbij er geen ideale vorm van leren is.
B
Een vorm van leren waarbij de sporter precies weet wat hij moet doen.
C
Een vorm van leren waarbij de waarneming vooral via de zintuigen verloopt.
D
Een vorm van leren waarbij er vooral verbale instructies in voor komen.

Slide 32 - Quiz

Wat is impliciet leren?
A
Een vorm van leren waarbij er geen ideale vorm van leren is.
B
Een vorm van leren waarbij de sporter precies weet wat hij moet doen.
C
Een vorm van leren waarbij de waarneming vooral via de zintuigen verloopt.
D
Een vorm van leren waarbij er vooral visuele instructies in voor komen.

Slide 33 - Quiz

Welke 3 manieren van impliciet leren zijn er?
A
Intrinsiek, extrinsiek & feedback
B
Correcties, auditief en visueel
C
Impliciet, expliciet en differentieel.
D
Analogie, differentieel & foutloos

Slide 34 - Quiz

Wat is de juiste definitie van feedback?
A
Een actie om de beweging te vergelijken zodat de sporter kan verbeteren.
B
Vooraf de juiste instructie aan de sporter geven.
C
Achteraf verbale instructie geven aan de sporter
D
Het geven van

Slide 35 - Quiz

Bij impliciet leren wordt er niet van een ideale of perfecte beweging uit gegaan
Bij deze vorm van leren weet de sporter precies hoe hij de beweging moet uitvoeren.
'Doe alsof' instructies
Voer de beweging op verschillende manieren uit. 
Een gemakkelijke opdracht geven zodat de sporter succes ervaart. 
Een reactie van de lesgever op 1 of meerdere fouten van de student. 
Implicietleren
Expliciet leren
Analogie
Differentieel
Foutloos
Correctie

Slide 36 - Question de remorquage

Intrinsieke feedback heeft te maken met?
A
Feedback vanuit zintuigen van de sporter zelf.
B
Alleen feedback ontvangen als iemand daar 'open' voor staat.
C
Feedback die te maken heeft met het lichaam van de sporter.

Slide 37 - Quiz

Extrinsieke feedback heeft te maken met?
A
Feedback vanuit zintuigen van de sporter zelf.
B
Alleen feedback ontvangen als iemand daar 'open' voor staat.
C
Feedback die de sporter ontvangt van bronnen buiten het lichaam.

Slide 38 - Quiz

Deze week: 
1) De studenten kunnen benoemen wat impliciet en expliciet motorisch leren is. 
2) De studenten kunnen benoemen wat intrinsieke en extrinsieke feedback is.
3) De studenten kunnen de 2 functies benoemen van het geven van correcties. 

Slide 39 - Diapositive

Rest van de tijd: 
Opdracht: 21, 23, 24, 25, 26, 27 & 29. 

Slide 40 - Diapositive