Klasse 2, Kapitel 4 (Tiergeräusche)

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Kapitel 4: Tiere

Lesdoelen

> Ik kan regelmatige werkwoorden juist vervoegen in het Duits.

> Ik kan het voltooid deelwoord maken in het Duits.

> Ik kan in het Duits minimaal 10 Duitse dierennamen noemen en schrijven.

Welche Deutsche Tiernamen kennt ihr schon?

Tiergeräusche raten

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Welches Tier hörst du?

Regelmatige werkwoorden

En het voltooid deelwoord 

Hoe zat het ook al weer?

Wat is de stam van het werkwoord "beschreiben"?

Wat is de stam van het werkwoord "füttern"?

Wat is de stam van het werkwoord "bellen"?

F E E S T T E N T E N

NL	Duits
ik
jij
hij,zij (ev), het
wij
jullie
zij (mv), u

Regelmatige werkwoorden

NL	Duits
ik	ich	1	e
jij	du	2	st
hij,zij (ev), het	er,sie,es EV	1	t
wij	wir	2	en
jullie	ihr	1	t
zij (mv), u	sie, Sie MV	2	en

(machen)
Wir .................................... diese Aufgabe.

(sorgen)
Er .................................... gut für sein Haustier.

(kaufen)
Ich .................................... das Hundefutter.

(wünschen)
.................................... du dir auch ein Haustier?

(bringen)
Es .................................... bringt uns gar nichts.

(besuchen)
.................................... Sie auch gerne den Zoo?

(schlafen)
Die Katzen .............................. schon lange.

(weinen)
Warum ................. der Wolf so laut?

(erklären)
Frau van Mil ................. uns die Aufgabe.

(versorgen) Ich und meine Schwester ....................... immer uns Kaninchen.

(schauen)
............... ihr auch gerne Katzenfilme an?

(spazieren)
Ich ............................. gerne mit meinem Hund.

(arbeiten)
Meine Eltern ............................. in einem Tierheim.

(bewegen)
Das Bein .................................. sich nicht mehr.

Ihr seid klug!

Nu gaan we hele zinnen vertalen!

Dat kunnen jullie!

Ik aai de katten.

Ik = ich

aaien = streicheln > stam = streichel > ich streichele

De kat = die Katze, meervoud = Katzen, meervoud is altijd met het lidwoord die

Ich streichele die Katzen.

Houd jij erg van dieren?

De vis zwemt.

De wolven maken geluid.
geluid = Geräusche

Mijn lievelingsdier heet het paard.
(Mijn = Mein)

Wij vinden de cavia schattig.

An die Arbeit

Hausaufgaben für Montag 

Kapitel 4, ab Seite 114, Aufgabe 18,19,20,22,24,25,26,27,29

Lesen und Hören