les 3

les 3
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsSecondary Education

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

les 3

Slide 1 - Diapositive

Was weisst du über Tiere?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Herzlich wilkommen!
Was machen wir heute? 
  • Mindmap
  • Hören
  • Grammatik 

Lernziel:
  • Je kan regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Je kunt een eenvoudig interview over huisdieren begrijpen


Slide 7 - Diapositive

Hören

Neue Kontakte Buch
Seite 112 Aufgabe 11

timer
10:00

Slide 8 - Diapositive

Benutze die Wörterliste Seite 132 oder mijnwoordenboek.nl

Slide 9 - Diapositive

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
FEESTTENTEN-REGEL

Slide 10 - Diapositive

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 11 - Diapositive

Uitzonderingen - (e)ettenten
ich
heiße
du 
heißt
er / sie / es
heißt
wir
heißen
ihr
heißt
sie / Sie 
heißen
de EETTENTEN-regel gebruik je als de stam op een -s, -ss, -ß, -x of -z eindigt.

Slide 12 - Diapositive

Hoe gebruik je deze regels?
1. Neem de stam van het werkwoord 
2. Kijk welk persoonlijk voornaamwoord in de zin staat.
3. Kijk welke regel je moet toepassen. 
- stam op -s, -ss, -ß, -x, of -z = (E)ETTENTEN
- niks bijzonders = FEESTTENTEN-regel. 

Slide 13 - Diapositive

Oefenen met de FEESTTENTEN-REGEL

Slide 14 - Diapositive

Grammatik
Was?
Seite 115 Aufgabe 18, 19, 21, 22 en 24
Wie?
flüstern darf
Wie lange?
15 Minuten
Hilfe?
frage mich, schau ins Buch Seite 173
Fertig?
Arbeitsblatt abholen, Slim stampen
timer
15:00

Slide 15 - Diapositive

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
stam + st
stam + e
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en

Slide 16 - Question de remorquage

Ich ...... einen Brief (schreiben)
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben

Slide 17 - Quiz

Wir ....... gerne Karaoke. (singen)
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst

Slide 18 - Quiz

....... Susanne auch ins Kino? (gehen)
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehen

Slide 19 - Quiz

Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 20 - Quiz

Ik weet hoe ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd moet vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage