1V le verbe faire

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Leerdoel

Ik kan het werkwoord faire vervoegen en correct gebruiken (unité 7, apprendre 3) in een zin.

p. 114

Kies de juiste vertaling.
Je fais mes devoirs.

1. Ik maak mijn huiswerk.
2. Ik leer mijn huiswerk.
3. Ik haat mijn huiswerk.
4. Ik hou van mijn huiswerk.

faire

je fais

tu fais

il fait

elle fait

on fait

nous faisons

vous faites

ils font 

elles font 

doen/maken

ik doe/maak

jij doet/maakt

hij doet/maakt

zij doet/maakt

wij doen/maken, men ...

wij doen/maken

jullie doen/maken, u ...

zij doen/maken (m)

zij doen/maken (v)

Vul de goede vorm van 'faire' in.
Tu ___ une salade?

1. fais
2. fait
3. faisons
4. faites

 faire

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

fait

font

faites

fais

faisons

Vul de goede vorm van 'faire' in.
Elles ___ des photos.

1. fais
2. fait
3. font
4. faites

Vul de goede vorm van 'faire' in.
Léa ___ un vlog sur sa vie.

1. fais
2. fait
3. font
4. faites

Vul de goede vorm van 'faire' in.
Nous ___ nos devoirs.

1. fais
2. fait
3. faisons
4. faites

Vertaal de woorden tussen haakjes.
___ beaucoup de selfies ? (jullie maken)

Vertaal de woorden tussen haakjes.
___ de la musique. (hij maakt)

Vertaal de woorden tussen haakjes.
___ du shopping. (zij doen)

Vertaal de woorden tussen haakjes.
___ une affiche. (ik maak)

des questions?