Taalverzorging deel 3

TAALVERZORGING
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

TAALVERZORGING

Slide 1 - Diapositive

Nou, ik wel hoor! En het is niet moeilijk! 
GEWOON REGELTJES TOEPASSEN...
Werkwoordspelling 

Slide 2 - Diapositive

Weten we het nog?
Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Question ouverte

Persoonsvorm (PV)
  • Elke zin heeft één of meer ww. 
  • Een van die ww is de pv.
  • Zet de zin in een andere tijd, het woord dat verandert is de pv.

Voorbeelden: 
Ik (loop) naar school. --> Ik (liep) naar school.
Ik (heb) haar e-mail beantwoord.  --> Ik (had) haar e-mail beantwoord.
Jij (vindt) dat zeker niet leuk? --> Jij (vond) dat zeker niet leuk? 
aantekeningen

Slide 4 - Diapositive

Met welke woorden worden veel fouten gemaakt?
A
Lopen/ poepen / geven / hebben
B
Vinden / worden/ antwoorden / melden

Slide 5 - Quiz

Hoe komt dat?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe kun je deze fouten voorkomen?

Slide 7 - Question ouverte

Stappenplan

Slide 8 - Diapositive

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:

Ik...... (vinden) daar niks aan.

Slide 9 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:

Tamar ..... (lopen) elke ochtend een blokje om?

Slide 10 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
De hond.... (rennen) zonder aarzelen achter de stok in de sloot aan.

Slide 11 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
Wat (vinden) .... jouw ouders daarvan?

Slide 12 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
De tandarts ... (verdoven) de kies voordat hij gaat boren.

Slide 13 - Question ouverte

Let op:
De tandarts heeft de kies zojuist verdooft / verdoofd?

Slide 14 - Question ouverte

't sexy fokschaap???
- Heeft NIKS te maken met de
tegenwoordige tijd
- NU Onthouden: 
het is een controlemiddel
voor de verleden tijd en het voltooid 
deelwoord 
- Met goede oren hebben dit niet nodig!


Slide 15 - Diapositive

Terug naar de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:

Ik (worden.... ) later voetballer

Slide 16 - Question ouverte

Terug naar de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:

Mijn vader (worden.... ) voorzitter van de buurtvereniging.

Slide 17 - Question ouverte

Terug naar de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:

De baby (melden) .... zich vanzelf wel.

Slide 18 - Question ouverte

Mijn vader (snijden).... de taart in zes stukken

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd 
1 afwijking !! 
JE / JIJ achter de persoonsvorm = 
ik- vorm oftewel de stam

Slide 21 - Diapositive

JE / JIJ achter de persoonsvorm =
ik- vorm oftewel de stam

Ik vind het leuk 
Jij vindt het leuk 
Je vader vindt het leuk 
Vind jij het leuk? 
Vindt je vader het leuk? 

Slide 22 - Diapositive

JE / JIJ achter de persoonsvorm =
ik- vorm oftewel de stam

Ik meld me wel 
Jij meldt je wel
Je vader meldt zich wel 
Meld jij je wel? 
Meldt je vader zich wel? 

Slide 23 - Diapositive

Mijn vader (worden).... morgen geopereerd.

Slide 24 - Question ouverte

(Worden) .... jij ook voor dat soort dingen gevraagd?

Slide 25 - Question ouverte

Trucje
Bij twijfel: vul het werkwoord 'lopen'  of 'poepen' in.
Hoor je een 't'? Schrijf dan ook een 't'!

Hij vind/vindt snoepjes lekker.
Hij loopt snoepjes lekker. >> dus: vindt
Word/Wordt je vanmiddag opgehaald?
Loop je vanmiddag opgehaald? >> dus: Word

Slide 26 - Diapositive

Stappenplan

Slide 27 - Diapositive

Evaluatie 
- Zoek de persoonsvorm of persoonsvormen in een zin
- Staan deze in de tegenwoordige tijd of verleden tijd?
- Gebruik het stappenplan
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd: Loop of poepregel
- 'T sexy fokschaap hoort NIET bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd!!!!


Slide 28 - Diapositive

Lesdoel 
Het correct spellen van de 
persoonsvorm in de 
verleden  tijd 
 

Slide 29 - Diapositive

Stappenplan

Slide 30 - Diapositive

Verleden tijd
Wat is het verschil tussen een zwak en sterk werkwoord

Slide 31 - Carte mentale

Verleden tijd
Is het woord dat je moet spellen de persoonsvorm van een sterk werkwoord?

Dan schrijf je gewoon op wat je hoort:
lopen - liepen
kijken - keken
eten - aten

Slide 32 - Diapositive

Verleden tijd
Is het woord dat je moet spellen de persoonsvorm van een zwak werkwoord?

Dan is het de ik-vorm + de(n) of  te(n)
beantwoord --> beantwoordde
leef --> leefde
schop --> schopte



Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Wanneer de(n) en wanneer te(n)
Hij ...[geloven] niets van jouw verhaal.
langer maken en bij twijfel 't sexy fokschaap gebruiken

hele werkwoord = fietsen 
ik-vorm = fiets / stam = fiets 
Zit de laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?
Dan gebruik je te(n)


Slide 35 - Diapositive

Ik.....[branden] mijn billen aan de kachel. (v.t.)

Slide 36 - Question ouverte

In de winkel .... [passen] Jessica een nieuwe broek. (v.t.)

Slide 37 - Question ouverte

Michael en José ..... [missen] de bus naar school. (v.t.)

Slide 38 - Question ouverte

Hij ... [melden] het probleem gisteren al. (v.t.)

Slide 39 - Question ouverte

Welk werkwoord (vt) is verkeerd geschreven?
A
spoelde
B
voetbalde
C
wachtte
D
veegte

Slide 40 - Quiz

Sleep het werkwoord naar de bijbehorende werkwoordsvorm.
persoonsvorm tt hij-vorm
persoonsvorm tt wij-vorm
persoonsvorm vt enkelvoud
persoonsvorm vt meervoud
vertelt
pestten
zou
pesten

Slide 41 - Question de remorquage

Voltooid deelwoord
Gebruik je oren (langer maken) of gebruik het sexy fokschaap

Het gebeurt mij nooit.
Het is mijn nog nooit gebeurd.

Want --> stam = gebeur 
r zit niet in het sexy fokschaap, dus d

Slide 42 - Diapositive

Ik heb gisteren buiten ......
A
gespeelt
B
gespeeldt
C
gespeeld

Slide 43 - Quiz

Heb jij jouw kamer al .....
A
opgeruimt
B
opgeruimdt
C
opgeruimd

Slide 44 - Quiz

Onderweg naar school ben ik .....
A
verdwaalt
B
verdwaaldt
C
verdwaald

Slide 45 - Quiz

Tegenwoordige tijd
 VT Zwakke werkwoorden
VT sterke werkwoorden
loopt
liepen
redde
redden
stond
pakten
wordt
werd
pakken

Slide 46 - Question de remorquage

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Diapositive

Wij hebben onze vakantie vorige week .....
A
geboekt
B
geboekdt
C
geboekd

Slide 49 - Quiz